ECLI:NL:RVS:2020:1850
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- E. Steendijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 16 oktober 2019. De rechtbank had de besluiten van de staatssecretaris om de aanvragen van vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvragen niet in behandeling genomen omdat hij van mening was dat Italië verantwoordelijk was voor de opvang van deze vreemdelingen. De rechtbank oordeelde echter dat er voor bijzonder kwetsbare personen individuele garanties nodig zijn om te waarborgen dat de noodzakelijke opvang- en zorgvoorzieningen in Italië aanwezig zijn.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de argumenten van de staatssecretaris beoordeeld. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangevoerd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij voor Italië terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling heeft daarbij eerdere uitspraken en rapporten betrokken, waaronder het AIDA-rapport en het SFH/OSAR-rapport.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 5 augustus 2020 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. J.J. van Eck als voorzitter.