ECLI:NL:RBDHA:2020:12553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
NL20.19332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: beoordeling van kwetsbaarheid en zorgvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 24 november 2020, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld.

De rechtbank overwoog dat de verweerder zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat het aan de eiser was om aan te tonen dat hij als bijzonder kwetsbaar moest worden aangemerkt. De eiser voerde aan dat zijn echtgenote, die hoogzwanger is en bescherming geniet in Italië, zijn kwetsbaarheid vergrootte. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat de echtgenote van de eiser een asielstatus in Italië heeft en dat de eiser eerder een procedure had doorlopen waarin zijn rechtspositie was vastgesteld.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet als bijzonder kwetsbaar kon worden aangemerkt en dat de Staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een bevestiging van de toepassing van de Dublinverordening in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.19332
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19333, plaatsgevonden op 24 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer J. Malik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat hij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. De asielaanvraag van eiser hangt samen met die van zijn echtgenote. Zij is hoogzwanger en geniet bescherming in Italië. Gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van het toekomstige
gezin vallen zij onder de reikwijdte van het arrest Tarakhel.1 Verweerder had voor eiser dan ook aanvullende individuele garanties moeten vragen aan de Italiaanse autoriteiten.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft dit in de uitspraken van 5 augustus 2020 nog bevestigd.2 Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Zoals verweerder - onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 17 april 20153 - terecht heeft gesteld is het aan eiser om aannemelijk te maken dat hij, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Italië geen adequate zorg- en opvangvoorzieningen zal kunnen krijgen. De enkele stelling van eiser dat hij vanwege zijn zwangere echtgenote als toekomstig vader en hoofd van een gezin, bijzonder kwetsbaar is, is daarvoor onvoldoende. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de echtgenote van eiser een asielstatus heeft in Italië en dus buiten de Dublinprocedure valt. Verder acht de rechtbank van belang dat beiden, al dan niet in het kader van Dublin, eerder een procedure hebben doorlopen waarin hun rechtspositie is bepaald. De aanvraag van eiser wordt aldus op zichzelf bezien. Voorts had het op de weg van eiser gelegen om zijn stelling met stukken te onderbouwen.
5. Gelet op het voorgaande slaagt een beroep op het arrest Tarakhel niet en heeft verweerder eiser terecht niet aangemerkt als een bijzonder kwetsbare vreemdeling. Tot slot kan eiser zich bij eventuele voorkomende problemen in het kader van gebrek aan zorg- en of opvangvoorzieningen wenden tot de Italiaanse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Italië hem op geen enkele wijze kunnen of willen helpen of dat het inroepen van hulp bij voorbaat zinloos is. Gelet op het voorgaande hoeft verweerder dan ook niet om aanvullende individuele garanties te vragen voor eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
1. Het arrest van het Europees hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Tarakhel vs. Zwitserland van 4 november 2014 (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
01 december 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.A. Banga A. Vranken
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: DSR13392837
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.