ECLI:NL:RVS:2019:386
Raad van State
- Hoger beroep
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 28 november 2018. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling had mogen nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de overwegingen van de rechtbank.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag of het wetsdecreet van de Italiaanse autoriteiten van 24 september 2018 invloed heeft op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, behandeld. De Afdeling concludeert dat de grief van de staatssecretaris slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.024,00 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2019.