ECLI:NL:RBDHA:2019:5129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
NL19.6800 en NL19.6926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 april 2019, zijn eisers, Syrische nationalen, in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, die op 14 augustus 2018 hun aanvragen hebben ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eisers hebben aangevoerd dat zij kwetsbare asielzoekers zijn en dat er tekortkomingen zijn in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om aan te nemen dat er een reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling in Italië. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, met de conclusie dat de staatssecretaris de aanvragen terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.6800 en NL19.6926
V-nummers: [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser,

[naam 2], eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam 3]en
[naam 4]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.S. Janssen-Polet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. drs. M.F. van der Lubbe).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder van 22 maart 2019 (de bestreden besluiten).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL19.6801 en NL19.6927, plaatsgevonden op 12 april 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ahmad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum 2] , [geboortedatum 3] en [geboortedatum 4] , en bezitten allen de Syrische nationaliteit. Op 14 augustus 2018 hebben zij een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eisers door de buitenlandse vertegenwoordiging van Italië in het bezit zijn gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 14 juli 2018 tot 12 augustus 2018. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening is Italië verantwoordelijk voor de asielaanvragen. Nederland heeft op grond van dit artikel een verzoek om overname gedaan. Italië heeft niet binnen de termijn van twee maanden gereageerd op dit verzoek, waarmee de verantwoordelijk van Italië op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening vaststaat.
3. Eisers hebben – kort samengevat – aangevoerd dat zij kwetsbare asielzoekers zijn. Op basis van de informatie die zij hebben aangevoerd (een artikel van een Italiaanse krant van 10 februari 2019, een artikel van IRIN News van 7 december 2018, een artikel van de Europese Unie van 7 februari 2019, een artikel van The Times van 3 december 2018 en een monitoringsrapport van Danish- en Swiss Refugee Council van 12 december 2018) kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan ten aanzien van Italië vanwege aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Klagen bij de Italiaanse autoriteiten is niet mogelijk. Naar aanleiding van het Salvini wetsdecreet, wat op 28 november 2018 wet is geworden in Italië, zijn er geen bijzondere opvangvoorzieningen meer beschikbaar voor kwetsbare asielzoekers. Een algemene garantie als die in de
circular lettervan de Italiaanse autoriteiten van 8 januari 2019 is in strijd met het Tarakhel-arrest. [2] Verweerder had in het geval van eisers individuele garanties moeten opvragen bij de Italiaanse autoriteiten. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers verwezen naar een tweetal uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Haarlem van 8 februari 2019 en Amsterdam van 15 februari 2019. Bij een overdracht aan Italië lopen eisers een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [3] Nu eisers kwetsbare asielzoekers zijn, onder andere vanwege de zwangerschap van eiseres, is er sprake van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan verweerder de aanvraag aan zich moet trekken. [4]
De rechtbank overweegt als volgt.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. De rechtbank stelt vast dat als uitgangspunt geldt dat verweerder er in beginsel op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt in beginsel op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat in Italië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eisers daar een reëel risico zullen lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het EVRM.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten opzichte van Italië nog immer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarvoor is van belang dat de Afdeling [5] bij uitspraak van 19 december 2018 [6] , met inachtneming van een aantal recente rapporten en andere bronnen, heeft geoordeeld dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië nog steeds kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder is in die uitspraak geoordeeld dat het Salvini wetsdecreet niet tot gevolg heeft dat Dublinclaimanten, zoals eisers, geen opvang meer krijgen. Daarbij is overwogen dat op dit moment geen sprake is van een zodanige structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Italië dat Dublinclaimanten een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Bij uitspraken van 8 februari 2019 [7] en van 8 april 2019 [8] heeft de Afdeling dit nogmaals bevestigd.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om in het geval van eisers tot een andersluidend oordeel te komen dan het oordeel van de Afdeling in voornoemde uitspraken. Uit de stukken waar eisers naar hebben verwezen, komt geen ander beeld over de opvangsituatie in Italië naar voren dan de situatie zoals geschetst in de stukken die de Afdeling heeft meegenomen bij voornoemde uitspraak. Bovendien heeft de Afdeling in haar uitspraak van 8 april 2019 geoordeeld dat monitoringsrapport van Danish- en Swiss Refugee Council van 12 december 2018 niet ertoe kan leiden dat verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan ten aanzien van Italië. Overigens dateren de artikelen waar eisers naar hebben verwezen van voor de voornoemde uitspraken van de Afdeling. Bij eventuele problemen kunnen eisers klagen bij de autoriteiten in Italië. Niet gebleken is dat de Italiaanse autoriteiten eisers niet kunnen of willen helpen, of dat het indienen van een klacht bij voorbaat zinloos zal zijn.
Individuele garanties vanwege kwetsbaarheid
7. De rechtbank is van oordeel dat het Salvini wetsdecreet niet tot gevolg heeft dat kwetsbare Dublinclaimanten geen opvang meer krijgen. Op 8 januari 2019 hebben de Italiaanse autoriteiten de zogenaamde
circular letteraan de lidstaten verzonden. In deze brief hebben zij algemene garanties gegeven dat (kwetsbare) Dublinclaimanten adequate opvang zullen krijgen en dat bescherming van de fundamentele rechten, voornamelijk de bescherming van de gezinseenheid en de bescherming van minderheden, zal worden gewaarborgd.
8. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet langer verdere garanties hoeft te verkrijgen van de Italiaanse autoriteiten dat gezinsleden samen, en in voor hen geschikte voorzieningen, zullen worden opgevangen. Immers heeft Italië met het fictief claimakkoord garanties gegeven om de asielaanvragen, met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen, in behandeling te nemen. Het beroep op het tweetal uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Haarlem en Amsterdam, slaagt om deze reden ook niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
9. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de zwangerschap van eiseres en de aanwezigheid van minderjarige kinderen nog niet maakt dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden, op grond waarvan verweerder de behandeling van de asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
Conclusie11. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de eindconclusie dat de beroepsgronden niet slagen en dat verweerder de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU), nr. 604/2013.
2.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
3.Het Europees Verdrag tot de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.