ECLI:NL:RBDHA:2018:14124
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag en beoordeling van opvangvoorzieningen in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Eritrese asielzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een opvolgende asielaanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag niet in behandeling was genomen op grond van de Dublin-overeenkomst, waarbij Italië verantwoordelijk werd gesteld voor zijn asielprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft afgedaan, omdat het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag niet kan worden aangemerkt als een afwijzend besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris het decreet van de Italiaanse regering, dat de toegang tot opvang in Italië beperkt, ten onrechte niet als novum heeft aangemerkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser door de gebreken in de procedure in zijn belangen is geschaad en heeft het bestreden besluit vernietigd. De staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.002,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.