ECLI:NL:RVS:2018:1499
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- A.B.M. Hent
- E.A. Minderhoud
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en niet-ontvankelijkheid van het bezwaar
In deze zaak heeft [appellant] een verzoek ingediend bij het college op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken over de inrichting van de IT-voorzieningen van de gemeente. Het verzoek dateert van 16 juli 2015 en betreft documenten uit de periode 2011 tot en met de datum van het verzoek. Na een positieve beslissing van het college op 5 november 2015, heeft [appellant] het college in gebreke gesteld op 14 augustus 2015, omdat er geen tijdig besluit was genomen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] op 17 november 2015 niet-ontvankelijk, omdat de brief van 17 september 2015 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard op 10 augustus 2016, waarna [appellant] hoger beroep heeft ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 oktober 2017. Tijdens de zitting is vastgesteld dat [appellant] niet in persoon aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De Afdeling heeft overwogen dat het Wob-verzoek onduidelijk was en dat er aanwijzingen waren voor misbruik van recht. Het verzoek was in korte tijd bij veel overheidsorganisaties ingediend, wat duidt op een vooropgezet plan. De betrokkenheid van de gemachtigde bij het indienen van de Wob-verzoeken en de organisatie erachter werd als problematisch gezien. De Afdeling concludeerde dat het Wob-verzoek niet was ingediend om kennis te nemen van overheidsinformatie, maar met de bedoeling om proceskostenveroordelingen en dwangsommen te verkrijgen. Daarom werd het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard.