ECLI:NL:RVS:2013:758

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
201300379/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door CBR na ongeldigverklaring rijbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 13 december 2012 het beroep ongegrond verklaarde. Het geschil ontstond na een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 16 september 2011, waarin het verzoek van [appellant] om schadevergoeding werd afgewezen. Dit verzoek was gebaseerd op de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, die op 15 november 2010 had plaatsgevonden. Door deze ongeldigverklaring kon [appellant] van 22 november 2010 tot 28 augustus 2011 geen inkomen genereren als rijinstructeur.

De rechtbank oordeelde dat het CBR het verzoek om schadevergoeding terecht had afgewezen, omdat [appellant] niet op objectieve en verifieerbare wijze had aangetoond dat hij daadwerkelijk schade had geleden. [appellant] stelde dat hij door de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs een schade van € 40.000,00 had geleden, maar de rechtbank vond dat de overgelegde documenten, waaronder fiscale rapporten en verklaringen van zijn accountant, niet voldoende bewijs boden voor deze claim. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat [appellant] in de desbetreffende periode een inkomen van dat bedrag had kunnen genereren, noch dat hij geen vervangende inkomsten had ontvangen.

In hoger beroep bevestigde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het aan [appellant] was om de gestelde schade aannemelijk te maken, wat hij niet had gedaan. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 14 augustus 2013.

Uitspraak

201300379/1/A2.
Datum uitspraak: 14 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2012 in zaak nr. 12/684 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2011 heeft het CBR een verzoek van [appellant] om vergoeding van schade ten gevolge van het ten onrechte ongeldig verklaren van een rijbewijs afgewezen.
Bij besluit van 19 januari 2012 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. [appellant] heeft verzocht om vergoeding van schade ten gevolge van het ten onrechte ongeldig verklaren van zijn rijbewijs, waardoor hij in de periode 22 november 2010 tot 28 augustus 2011 geen inkomen als rijinstructeur heeft genoten.
2. Niet in geschil is dat het besluit van 15 november 2010, waarbij het rijbewijs van [appellant] ongeldig is verklaard, vernietigd is. Het CBR heeft het verzoek om vergoeding van ten gevolge van dat besluit door [appellant] geleden schade afgewezen, omdat het gestelde verlies aan inkomsten naar zijn oordeel niet op objectieve en verifieerbare wijze aannemelijk is gemaakt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij met de door hem overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten gevolge van het besluit van 15 november 2010 schade heeft geleden ten bedrage van € 40.000,00 aan gederfd inkomen.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 9 juni 2010 in zaak nr. 200907523/1/H2), is het aan de verzoeker om schadevergoeding om de gestelde schade op objectieve en verifieerbare wijze aannemelijk te maken.
[appellant] heeft in bezwaar en beroep fiscale rapporten over de jaren 2009 en 2010, een specificatie van de door hem in de periode 22 januari 2011 tot en met 19 februari 2011 ontvangen bijstandsuitkering, afschriften van zijn verlies- en winstrekening en agenda uit 2010, alsmede verklaringen van zijn accountant en [Verkeersschool] overgelegd.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het CBR de door [appellant] gestelde schade daarmee niet aannemelijk gemaakt hoefde te achten, nu daaruit niet blijkt dat hij in de desbetreffende periode een inkomen van € 40.000,00 zou hebben gegenereerd, indien zijn rijbewijs niet ongeldig zou zijn verklaard. Voorts heeft zij terecht overwogen dat ook niet kan worden geverifieerd dat [appellant] in die periode geen vervangende inkomsten heeft genoten. Hij heeft geen fiscale gegevens over 2011 overgelegd en uit de specificatie van de door hem genoten bijstandsuitkering kan niet worden afgeleid dat hij gedurende de gehele schadeperiode een zodanige uitkering heeft ontvangen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2013
686.