ECLI:NL:RVS:2010:BN8249
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- H.G. Sevenster
- H.W. Groeneweg
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenrecht en opvang van asielzoekers in het licht van de Opvangrichtlijn en Procedurerichtlijn
In deze uitspraak van de Raad van State op 22 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN8249, werd het hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) behandeld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en de daaropvolgende ongewenstverklaring van de vreemdeling. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdeling recht had op opvang op basis van de Opvangrichtlijn, maar het COA betwistte dit. De Raad van State oordeelde dat de nationale wetgever artikel 3 van de Opvangrichtlijn op juiste wijze had geïmplementeerd door de zinsnede 'mogen verblijven' te interpreteren als het hebben van rechtmatig verblijf. Dit betekent dat een ongewenst verklaarde vreemdeling, zoals in dit geval, geen recht heeft op opvang, ook al kan hij tijdelijk niet worden uitgezet. De Raad concludeerde dat de vreemdeling niet onder de werkingssfeer van de Opvangrichtlijn valt en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vreemdeling recht had op opvang. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard.