ECLI:NL:RVS:2002:AE7500
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- H. Troostwijk
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en rechtmatig verblijf onder de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld door de staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft, betwist de rechtmatigheid van zijn bewaring. De rechtbank te 's-Gravenhage had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de vreemdeling stelt dat de rechtbank heeft miskend dat op de behandeling van zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 1 maart 2001, waarbij zijn aanvraag om verlenging van de vergunning tot verblijf is afgewezen, het formele recht van de Vreemdelingenwet (oud) van toepassing is. De vreemdeling is ongewenst verklaard, wat volgens artikel 67, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 betekent dat hij geen rechtmatig verblijf kan hebben.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 in bewaring heeft kunnen stellen. De grieven van de vreemdeling falen, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop die rust. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2002. De betrokken rechters zijn B. van Wagtendonk, M. Vlasblom en H. Troostwijk, met A.U. Kallan als ambtenaar van Staat.