ECLI:NL:RVS:2010:BM3047
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- H. Troostwijk
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van artikel 13 van het Associatiebesluit 1/80 op vreemdelingenverzoeken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, waarin het beroep van een vreemdeling gegrond werd verklaard. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verblijfsvergunning, maar deze was door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie buiten behandeling gesteld. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond, maar de rechtbank oordeelde dat dit besluit niet deugde, omdat de staatssecretaris de situatie van de vreemdeling niet had getoetst aan het besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris, gezien de bekendheid met de Turkse nationaliteit van de vreemdeling en haar verblijfsstatus, had moeten onderzoeken of het besluit nr. 1/80 van toepassing was. De rechtbank had terecht vastgesteld dat het besluit van 11 juli 2007 een deugdelijke motivering ontbeert. De staatssecretaris had niet alleen de aanvraag van de vreemdeling moeten beoordelen, maar ook de relevante wet- en regelgeving in acht moeten nemen.
De Raad van State oordeelde dat de grief van de staatssecretaris faalde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Tevens werd de minister van Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 322,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 april 2010.