ECLI:NL:RVS:2009:BH4185
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning voor vreemdeling met medische behandelingseisen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, die de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' door de staatssecretaris heeft vernietigd. De vreemdeling, die een aanvraag had ingediend, stelde dat een veilige en vertrouwde omgeving noodzakelijk is voor haar behandeling, zoals aangegeven door haar behandelend psychiater. De staatssecretaris betoogde dat het Bureau Medische Advisering (BMA) in zijn advies van 6 februari 2007 niet volledig was, omdat het niet inging op de noodzaak van een veilige omgeving. De rechtbank oordeelde echter dat het BMA-advies het oordeel van de behandelaars over de noodzaak van een veilige omgeving niet weersprak en dat het besluit van de staatssecretaris op basis van dit onvolledige advies was genomen. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de vreemdeling in staat was om te reizen naar haar land van herkomst, Armenië, of naar Georgië, waar zij mogelijk medische behandeling zou kunnen krijgen. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris de vreemdeling niet kon uitzetten zonder te waarborgen dat aan de medische voorwaarden voor haar behandeling werd voldaan. De uitspraak bevestigde de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het nemen van besluiten over vreemdelingen met medische behoeften.