ECLI:NL:RBSGR:2009:BM5288

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/6133 t/m 09/6136
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van medische geschiktheid voor reis en vrijstelling van het mvv-vereiste in het kader van asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 28 december 2009, wordt de zaak behandeld van een Russische familie die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De rechtbank oordeelt over de vraag of de eiser, die lijdt aan psychische klachten, kan worden uitgezet naar Rusland zonder dat zijn medische situatie in gevaar komt. De rechtbank stelt vast dat uit het BMA-advies van 18 juli 2007 blijkt dat de eiser niet kan reizen zonder voorafgaand onderzoek naar zijn vliegreisgeschiktheid. Dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden, waardoor de rechtbank oordeelt dat de verweerder zich niet op het BMA-advies kan baseren om te stellen dat de eiser in staat is te reizen. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser gegrond en vernietigt de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Justitie. Tevens wordt de staatssecretaris opgedragen om de eiser vrijstelling te verlenen van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw, en/of artikel 3.71, vierde lid, Vb. De rechtbank benadrukt dat de veilige behandelomgeving voor de traumabehandeling van de eiser cruciaal is en dat de staatssecretaris dit aspect onvoldoende heeft onderzocht. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheden in Moskou niet als veilig worden ervaren door de eiser, wat de noodzaak van een veilige behandelomgeving onderstreept. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht en dat de besluiten op onvolledige adviezen zijn gebaseerd. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummers: AWB 09/6133 (beroep eiser) AWB 09/6135 (beroep eiseres) AWB 09/6134 (voorlopige voorziening eiser) AWB 09/6136 (voorlopige voorziening eiseres)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 28 december 2009
in de zaak van:
[eiser], eiser / verzoeker, verder te noemen eiser,
geboren op [geboortedatum] en,
[eiseres], eiseres / verzoekster, verder te noemen eiseres,
geboren op [geboortedatum] en
hun vier minderjarige kinderen,
allen van Russische nationaliteit,
eisers/verzoekers, verder te noemen eisers,
gemachtigde: mr. U. Koopmans, advocaat te Haarlem,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 26 januari 2005 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘medische behandeling’. Eiseres heeft op 26 januari 2005 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf bij echtgenoot gedurende diens medische behandeling’. Verweerder heeft de aanvragen bij afzonderlijke besluiten van 23 juni 2005 afgewezen. Eisers hebben tegen de besluiten op 7 juli 2005 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo, van 16 mei 2006 (AWB 05/30764, AWB 05/30766) zijn de door eisers op 7 juli 2005 verzochte voorlopige voorzieningen toegewezen. Verweerder heeft de bezwaarschriften bij afzonderlijke besluiten van 31 oktober 2007 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen deze besluiten op 26 november 2007 afzonderlijk beroep ingesteld.
1.2 Bij brief van 6 juni 2008 heeft verweerder de besluiten van 31 oktober 2007 ingetrokken. Bij brief van 10 juni 2008 heeft de gemachtigde van eisers verzocht de beroepschriften te beschouwen als zijnde gericht tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaarschriften. Bij uitspraak van 4 juli 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle (AWB 07/44425 en AWB 07/44431), de beroepen gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van zestien weken op de bezwaren beslist.
1.3 Eisers hebben bij brief van 6 november 2008 tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 december 2008 (AWB 08/39562) heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, verweerder opgedragen binnen vier weken een besluit te nemen, bij gebreke waarvan verweerder een dwangsom van € 250,- per dag zal verbeuren tot en met de dag van bekendmaking van dat besluit op bezwaar.
1.4 Bij afzonderlijke besluiten van 23 februari 2009 heeft verweerder de bezwaarschriften van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen de besluiten op 24 februari 2009 afzonderlijk beroep ingesteld.
1.5 Eisers hebben op 24 februari 2009 gevraagd voorlopige voorzieningen te treffen. Zij verzoeken verweerder te verbieden hen uit te zetten voordat de rechtbank op de beroepschriften heeft beslist.
1.6 De openbare behandeling van de geschillen heeft plaatsgevonden op 24 november 2009. Eisers zijn in persoon verschenen, alsmede hun vier kinderen. Zij zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de vergunning is aangevraagd.
2.3 Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen.
2.4 Ingevolge artikel 3.71, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kan onze minister het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (de zogenaamde hardheidsclausule). Blijkens het gestelde in B1/2.1.1 Vc wordt de hardheidsclausule slechts in zeer bijzondere gevallen toegepast.
2.5 Verweerder heeft aan het thans bestreden besluit van 23 februari 2009 ten aanzien van eiser een medisch advies van het Bureau Medisch Advisering (BMA) van 9 juni 2005 en 18 juli 2007 ten grondslag gelegd. Nu uit het laatste BMA-advies blijkt dat vlak voor een reis beoordeeld kan worden of eiser op dat moment kan reizen, is er geen aanleiding om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. Bij een nieuwe beoordeling zal immers gekeken worden naar de benodigde medische begeleiding, alsmede naar de maatregelen die noodzakelijk zijn in verband met mogelijke toename van de psychotische klachten. Het is daarbij aan de vreemdeling om de noodzakelijke medische begeleiding naar zijn land van herkomst te realiseren. Evenmin komt eiser in aanmerking voor vrijstelling onder artikel 3.71, vierde lid, Vb, nu de terugkeer van eiser in verband met de medische noodsituatie niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Behandeling van de klachten is mogelijk in het land van herkomst en de benodigde medicatie is verkrijgbaar. Er is geen aanleiding tot toepassing van de hardheidsclausule, nu de algehele situatie in het land van herkomst geen bijzondere en individuele omstandigheden betreft. Het beoordelen of de problemen van de Tsjetsjeense minderheidsgroep in Moskou de medische gesteldheid van eiser kunnen beïnvloeden, behoort niet tot de taak van het BMA. Asielgerelateerde gronden kunnen in een asielprocedure worden aangevoerd.
Ten aanzien van eiseres stelt verweerder zich op het standpunt dat, nu eisers bezwaar ongegrond wordt verklaard, niet valt in te zien dat eiseres op grond van de medische gezondheidssituatie van haar man dient te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.
2.6 Eisers hebben in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
Uit het BMA-rapport van 18 juli 2007 blijkt dat eiser niet kan reizen. Dat vlak voor de uitzetting van eiser opnieuw beoordeeld zal worden of eiser kan reizen, is niet relevant. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling) van 21 november 2008 (nr. 200805776/1) waarin is geoordeeld dat verweerder zich ten tijde van de besluitvorming ervan moet vergewissen of aan de reisvoorwaarden kan worden voldaan. Gelet hierop is eiser ten onrechte niet vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw.
Daarnaast stelt verweerder ten onrechte dat er onvoldoende reden is om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71, vierde lid, Vb. Uit het BMA-rapport van 9 juni 2005 blijkt dat behandeling van eiser dient plaats te vinden in een voor eiser veilige omgeving. Eiser verwijst daarbij naar medische informatie van zijn behandelend arts. Nu Moskou door eiser niet als veilig wordt ervaren, is het BMA-rapport onjuist. Eiser verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo van 16 mei 2006 (AWB 05/30764, AWB 05/30766), waarin is overwogen dat verweerder rekening dient te houden met de omstandigheid dat de behandeling van eiser in een door hem als veilig te ervaren omgeving dient plaats te vinden. Ook het Regionaal Tuchtcollege overweegt in haar beslissing van 24 juni 2008, nr. 07/339, dat de adviserend arts, waartegen eiser op 28 november 2007 een klacht had ingediend, nader onderzoek had moeten doen naar de vraag of voor eiser in Moskou een veilige behandelmogelijkheid aanwezig is. Voorts verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2009 (nr. 200805014/1) en de beantwoording van kamervragen op 23 september 2005 over ‘posttraumatische stressstoornis bij asielzoekers’ (TK 2005-2006, aanhangsel, p. 39-41).
Ten aanzien van eiseres is aangevoerd dat verweerder heeft genegeerd dat de behandelend arts van eiser heeft aangegeven dat ook eiseres psychische klachten heeft en suïcidaal is.
De bestreden besluiten dienen te worden vernietigd op grond van artikel 3:2, 3:4 en 7:12, eerste lid, Awb. Gelet op de zeer lange duur van de procedure en het negeren van voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 mei 2006, verzoeken eisers de rechtbank zelf in de zaak te voorzien op grond van artikel 8:72, vierde lid, Awb.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van eiser (AWB 09/6133)
2.7 In het advies van het BMA van 9 juni 2005 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen ten aanzien van eiser:
“2c. Zo de behandeling van tijdelijke aard is, wanneer is deze op basis van de huidige medische inzichten afgerond?
De behandelaar verwacht dat de behandeling nog geruime tijd zal moeten duren. De traumabehandeling is nog niet van de grond gekomen en een veilige omgeving is een voorwaarde voor deze behandeling.
5a. Kan betrokkene op basis van de huidige medische inzichten gezien diens klachten reizen?
Ja. Betrokkene kan wel reizen.
5b. Zo ja, met welk(e) voertuig(en) kan worden gereisd en welke medische voorzieningen dienen voor, tijdens of direct na de reis te worden gerealiseerd?
Gezien de huidige medische inzichten acht ik betrokkene in staat te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig. Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk is, namelijk het voortzetten van de huidige medicatie en medisch deskundige begeleiding voor het geval dat betrokkene opnieuw psychotische verschijnselen ontwikkelt.”
2.8 In het advies van het BMA van 18 juli 2007 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen ten aanzien van eiser:
“2c. Zo de behandeling van tijdelijke aard is, wanneer is deze op basis van de huidige medische inzichten afgerond?
De behandelaar verwacht dat de behandeling nog geruime tijd zal moeten duren. De traumabehandeling is nog niet van de grond gekomen en een veilige omgeving is een voorwaarde voor deze behandeling.
(…)
3b. Zo ja, op welke wijze?
Behandeling van posttraumatische stresstoornis kan plaatsvinden in Scientific center for mental Health te Moskou, traumatherapie is mogelijk. (…)
4. Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2. genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn (voorheen genoemd acute medische noodsituatie)?
Gezien het feit dat betrokkene bekend is met psychotische verschijnselen waarvoor hij met medicatie wordt behandeld, is het mogelijk dat na staken van de medicatie een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan als gevolg van psychotische decompensatie, uitblijven van behandeling voor hepatitis en pijnklachten zal niet leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Alle klachten worden zoals in vraag 3 is aangegeven in Rusland behandeld.
(…)
5a. Kan betrokkene op basis van de huidige medische inzichten gezien diens klachten reizen?
Nee, betrokkene kan niet reizen tenzij er vlak voor een reis een beoordeling door een arts plaatsvindt om te bepalen of betrokkene op dat moment kan reizen en om te beoordelen welke medische begeleiding en maatregelen tijdens de reis en na aankomst noodzakelijk zijn in verband met mogelijke toename van psychotische klachten bij een eventuele negatieve beschikking.”
2.9 Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder eiser ten onrechte geen vrijstelling van het mvv-vereiste heeft verleend op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw, overweegt de rechtbank het volgende.
2.10 Uit het BMA-advies van 18 juli 2007 blijkt dat eiser niet kan reizen, tenzij vlak voor de reis een vliegreisgeschiktheidsonderzoek plaatsvindt om te bepalen of eiser op dat moment kan reizen en om te beoordelen welke medische begeleiding tijdens de reis en na aankomst noodzakelijk zijn. Uit onder meer de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2008, LJN: BF0698 blijkt, dat bij een dergelijk BMA-advies er vanuit dient te worden gegaan dat de vreemdeling door het BMA niet in staat wordt geacht te reizen, zolang dat onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Nu ten tijde van het besluit op bezwaar, ruim anderhalfjaar na het BMA-advies van 18 juli 2007, geen nader onderzoek naar de vliegreisgeschiktheid door een arts heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat eiser op dat moment in staat werd geacht te reizen, heeft verweerder zich niet op basis van het BMA-advies op het standpunt kunnen stellen dat de vreemdeling in staat wordt geacht te reizen. Verweerder had zich ervan dienen te vergewissen dat niet onmogelijk is dat eiser bij daadwerkelijke uitzetting in staat is te reizen. Bij gebreke van een nader medisch onderzoek waaruit dit blijkt, heeft verweerder, gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, op basis van het BMA-advies de aanvraag niet kunnen afwijzen wegens het ontbreken van een mvv.
Het beroep is in zoverre gegrond.
2.11 Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder eiser ten onrechte geen vrijstelling van het mvv-vereiste heeft verleend op grond van artikel 3.71, vierde lid, Vb, overweegt de rechtbank het volgende.
2.12 Uit het BMA- advies van zowel 9 juni 2005 als 18 juli 2007 blijkt dat de behandelaar van eiser een veilige omgeving een voorwaarde voor de traumabehandeling acht. In navolging van de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2009, LJN: BH4185, is de rechtbank van oordeel dat, nu het BMA-advies het oordeel van de behandelaars, dat een veilige omgeving een voorwaarde is voor de traumabehandeling vermeldt zonder dit te weerspreken, het ervoor moet worden gehouden dat dit oordeel door de BMA-adviseur wordt gedeeld. De medisch adviseur had daarom dienen te bezien of bij behandeling in het land van herkomst aan deze voorwaarde wordt voldaan. In genoemde BMA-adviezen is hieromtrent geen overweging van de medisch adviseur terug te vinden. In zoverre heeft verweerder het besluit genomen op basis van onvolledig adviezen en in zoverre treft ook de ter zake aangevoerde beroepsgrond doel.
Het standpunt van verweerder, dat de beoordeling of problemen van de Tsjetsjeense minderheidsgroep in Moskou de medische gesteldheid van eiser zouden kunnen beïnvloeden, niet tot de taak van het BMA behoort, ontslaat verweerder er niet van dan op andere wijze onderzoek te doen naar de veilige behandelomgeving. In dit verband is overigens de beslissing van 24 juni 2008 van het Regionaal Tuchtcollege van belang, waarin is geoordeeld dat het op de weg van de medisch adviseur had gelegen hier nader onderzoek naar te doen en haar bevindingen op dit punt in de rapportage weer te geven. Indien dat niet mogelijk was had de medisch adviseur deze en daarmee samenhangende vragen niet behoren te beantwoorden met vermelding van de daarvoor geldende redenen.
Met de opmerking van verweerder in het bestreden besluit dat eiser een asielverzoek kan indienen miskent verweerder dat de omstandigheden die van belang zijn bij de beoordeling of wordt voldaan aan de voorwaarde van een veilige behandelomgeving niet per definitie omstandigheden zijn die tot inwilliging van een asielverzoek aanleiding hoeven te geven.
Verweerders verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2006, LJN: AV8744, leidt niet tot een ander oordeel, nu in deze uitspraak sprake is van een situatie, waarin de artsen van BMA hebben verklaard dat, medisch gezien, voor de behandeling van PTSS de aard van de daaraan ten grondslag liggende trauma niet van belang is. Dit is onvergelijkbaar met de thans voorliggende situatie waarin de BMA-arts de voorwaarde van een veilige omgeving niet heeft weersproken en waarin het ervoor moet worden gehouden dat dit oordeel door de medisch adviseur wordt gedeeld.
Ten aanzien van eiseres (AWB 09/6135)
2.13 Nu eisers beroep gegrond wordt verklaard en het beroep van eiseres en de kinderen mede hiervan afhankelijk is dient ook het beroep van eiseres en de minderjarige kinderen gegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van de beroepen van eisers
2.14 De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de beroepen van eisers gegrond verklaren en de bestreden besluiten van 23 februari 2009 wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigen. De rechtbank zal verweerder niet op grond van artikel 8:72, vierde lid, Awb opdragen een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers, maar verweerder opdragen een andere handeling te verrichten. Daarvoor is het volgende redengevend.
2.15 Uit het onder overweging 1. geschetste procesverloop blijkt dat de besluitvorming naar aanleiding van de reeds op 26 januari 2005 ingediende aanvraag moeizaam is verlopen. Verweerder heeft eerdere besluiten op bezwaar ingetrokken en eerst nieuwe besluiten genomen na een tweetal beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, waarbij zelfs na oplegging van een dwangsom, door verweerder niet tijdig is beslist. Verweerder heeft er met voorgaande geen blijk van gegeven er in te slagen binnen redelijke termijn een deugdelijk gemotiveerd besluit te kunnen nemen. De rechtbank heeft er dan ook geen vertrouwen in dat verweerder binnen een door de rechtbank nieuw te stellen termijn, al dan niet met oplegging van een dwangsom, tijdig een deugdelijk gemotiveerd besluit op bezwaar zal kunnen nemen.
2.16 In het licht van het moeizame procesverloop en gelet op het BMA-advies van 18 juli 2007, dient verweerder er thans vanuit te gaan dat eiser niet kan reizen en dat eiser, gelet op de voorwaarde van een veilige behandelomgeving en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 24 juni 2008 inhoudende dat niet zonder meer aannemelijk is dat Moskou voor eiser een veilige behandelomgeving zal zijn, voor behandeling van zijn trauma niet naar Moskou kan. De rechtbank draagt verweerder dan ook op eisers vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw en/of artikel 3.71, vierde lid, Vb en met inachtneming hiervan binnen vier weken een beslissing te nemen op de aanvraag van 26 januari 2005.
2.17 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 966,- (1 punt voor het beroepschrift van eiser, 1 punt voor het beroepschrift van eiseres en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
2.18 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb verweerder aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht vergoedt.
Verzoeken om een voorlopige voorziening (AWB 09/6134 en AWB 09/6136)
2.19 Indien tegen een besluit beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.20 Nu in de hoofdzaken wordt beslist, is aan de verzoeken het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.21 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- in verband met de verzoeken om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift van eiser en 1 punt voor het verzoekschrift van eiseres, wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, worden deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
2.22 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart de beroepen gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten van 23 februari 2009;
3.3 bepaalt dat verweerder eisers vrijstelling verleent van het mvv-vereiste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw, en/of artikel 3.71, vierde lid, Vb en met inachtneming hiervan binnen vier weken een beslissing neemt op de aanvraag van 26 januari 2005;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 966,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, in verband met de beroepen;
3.5 draagt verweerder op € 150,- aan eisers te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht, in verband met het beroep.
De voorzieningenrechter:
3.6 wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af;
3.7 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 644,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, in verband met de verzoeken;
3.8 draagt verweerder op € 150,- aan eisers te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht, in verband met het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, tevens voorzieningenrechter, en op 28 december 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.