ECLI:NL:RVS:2002:AE0469
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor alleenstaande minderjarige vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 21 december 2001 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de Staatssecretaris van 28 augustus 2001, waarin de aanvraag werd afgewezen, niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd was verleend, met name omdat het besluit geen aanwijzingen bevatte dat deze aanvraag was afgewezen op basis van het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
De Staatssecretaris ging in hoger beroep en stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit niet deugde. De Raad van State heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank inderdaad buiten de grenzen van het geschil was getreden. De Raad oordeelde dat de rechtbank de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht had geschonden door de aanvraag van de vreemdeling niet correct te toetsen aan de geldende wetgeving.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2002, waarbij de Raad van State in naam der Koningin recht deed. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.