ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8187
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering verblijfsvergunning asiel voor alleenstaande minderjarige vreemdeling
Op 29 juli 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling, geboren in Somalië, die een aanvraag om toelating als vluchteling had ingediend. De vreemdeling, eiser, had zijn aanvraag ingediend op 17 juli 1997, maar deze was door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afgewezen. De rechtbank overwoog dat het bestreden besluit niet alleen betrekking had op de afwijzing van de asielaanvraag, maar ook op de weigering van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking als alleenstaande minderjarige vreemdeling. De rechtbank stelde vast dat de motivering van het bestreden besluit voldoende was en dat de grief van eiser, dat hem ten onrechte geen verblijfsvergunning was verleend, niet kon slagen. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormden.
De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn asielmotieven, waaronder zijn gestelde Somalische nationaliteit en zijn joodse geloof. De rechtbank volgde de overwegingen van de verweerder en concludeerde dat de vreemdeling niet in staat was om zijn verklaringen te onderbouwen. De rechtbank wees erop dat de vreemdeling eerst een bezwaarschrift moest indienen tegen de weigering van de verblijfsvergunning, voordat hij beroep kon instellen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.