ECLI:NL:RBZWB:2025:6966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 23/10787 en 23/10788
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting camper en bezwaar niet-ontvankelijk verklaard

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/10787 en 23/10788, waarbij de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeelt. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 1.038 over de periode van 13 april 2022 tot en met 12 april 2023, alsook een verzuimboete van € 1.038. Het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag werd ongegrond verklaard, terwijl het bezwaar tegen de rekening niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd, en dat het bezwaar tegen de rekening terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag correct heeft berekend en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting alleen geldt op de dag van de Apk-keuring, en dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldeed. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de rekening in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10787 en 23/10788

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 oktober 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 1.038 over het tijdvak 13 april 2022 tot en met 12 april 2023 (de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur een boete opgelegd van € 1.038 (de verzuimboete). Daarnaast heeft de inspecteur een rekening voor de motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak 13 april 2023 tot en met 13 juli 2023 (de rekening) naar belanghebbende verzonden. In de rekening is een te betalen bedrag van € 297 vastgesteld.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende dat betrekking heeft op de naheffingsaanslag ongegrond verklaard. De verzuimboete is verminderd naar € 519. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende met betrekking tot de rekening nietontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht en niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende heeft opgelegd. Verder beoordeelt de rechtbank of het bezwaar van belanghebbende tegen de rekening terecht nietontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslag en de verzuimboete, zoals die luidt na de uitspraak op bezwaar, terecht en niet te hoog opgelegd. Het bezwaar tegen de rekening is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is volgens het kentekenregister vanaf 4 februari 2022 houder van een camper van het merk Rapido met [kenteken] (hierna: de camper).
3.1.
De geldigheid van het kenteken is in verschillende perioden geschorst geweest namelijk:
- van 9 maart 2022 tot en met 23 augustus 2022;
- van 5 oktober 2022 tot en met 5 juni 2023;
- van 6 juni tot en met 18 augustus 2023;
- van 13 november 2023 tot en met 24 maart 2024.
3.2.
Belanghebbende heeft de camper op 17 januari 2023 vanaf de toenmalige stallingsplaats naar een gespecialiseerd bedrijf gereden om een Apk-keuring en een BOVAG-keuring te laten uitvoeren. Op 18 januari 2023 is de camper Apk-gekeurd en op 19 januari 2023 heeft belanghebbende de camper opgehaald.
3.3.
Op 17 januari 2023 is omstreeks 9:30 uur via camerabeelden geconstateerd dat met de camper van de openbare weg gebruik is gemaakt.
3.4.
Naar aanleiding van genoemde constatering is met dagtekening 24 april 2023 een vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking over de periode van 13 april 2022 tot en met 12 april 2023 aan belanghebbende verzonden.
3.5.
Met dagtekening 6 juni 2023 is de rekening verstuurd voor de periode van 13 april 2023 tot en met 12 juli 2023.
3.6.
Met dagtekening 9 juni 2023 heeft de inspecteur aan belanghebbende de naheffingsaanslag en de verzuimboete opgelegd over de periode van 13 april 2022 tot en met 12 april 2023.
3.7.
De inspecteur heeft op 27 oktober 2023 uitspraak op de bezwaren van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de rekening gedaan. Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag is ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de verzuimboete verminderd tot € 519. De inspecteur heeft het bezwaar tegen de rekening nietontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld?
4. Indien met een motorrijtuig van de weg gebruik wordt gemaakt terwijl voor dit motorrijtuig een schorsing geldt, kan motorrijtuigenbelasting (Mrb) worden nageheven. [1] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [2] Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de
naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd. [3]
4.1.
Vrijstelling van belasting wordt verleend voor motorrijtuigen waarmee met het oog op een te verrichten Apk-keuring van het motorrijtuig tijdens schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt. Deze vrijstelling geldt op de dag waarop dat motorrijtuig aan de keuring wordt onderworpen. [4]
4.2.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete niet in verhouding staan tot het gebruik van de weg op slechts enkele dagen. Naar zijn mening heeft de wetgever artikel 35 van de Wet Mrb niet voor zijn situatie bedoeld en moet een uitzondering op het vaststellen van een naheffingsaanslag mogelijk zijn omdat sprake is van kan-bepaling. Belanghebbende voert verder nog aan dat hij bekend was met de vrijstelling voor de Apk-keuring, maar geeft aan niet te hebben geweten dat de vrijstelling alleen geldt op de dag van de keuring. Daarbij wijst hij erop dat hij de Apk-keuring heeft gecombineerd met een BOVAG keuring en dat deze keuringen voor een camper, anders dan bij een personenauto, door een gespecialiseerde garage moet plaatsvinden.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op 17 januari 2023 met de camper gebruik heeft gemaakt van de openbare weg terwijl voor de camper op dat moment een schorsing gold. De naheffingsaanslag is als uitgangspunt dus terecht aan belanghebbende opgelegd.
4.4.
Vast staat dat de auto op 18 januari 2023 is gekeurd en dat op 17 januari 2023 met de auto gebruik is gemaakt van de weg. De vrijstelling van motorrijtuigenbelasting is alleen bedoeld voor situaties waarin op dezelfde dag als die waarop de keuring plaatsvindt - in dit geval op 18 januari 2023 - met het oog op deze keuring gebruik wordt gemaakt van de weg. Daarvan is in dit geval geen sprake. De tekst van de wet biedt geen ruimte voor een ruimere uitleg van de vrijstellingsbepaling. [5] Al hetgeen belanghebbende op dit punt heeft aangevoerd, volgt de rechtbank daarom niet.
4.5.
De rechtbank stelt verder vast dat de inspecteur bij het vaststellen van de naheffingsaanslag rekening heeft gehouden met de betaalde motorrijtuigenbelasting. Van een dubbeltelling over de periode 25 augustus 2022 tot en met 4 oktober 2022, anders dan belanghebbende stelt, is dan ook geen sprake.
4.6.
Belanghebbende heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat is beoogd een praktische regeling te treffen voor de bewijsmoeilijkheden waarvoor de inspecteur zich (mogelijk) ziet gesteld indien hij wil naheffen in situaties waarin op enig moment wordt geconstateerd dat in strijd met de schorsingsvoorwaarden gebruik is gemaakt van de weg, zonder dat kan worden vastgesteld sinds wanneer dat het geval is. [6] Of daadwerkelijk sprake is van bewijsnood is niet van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om geen uitzonderingen op eerdergenoemde berekeningsmethode in de wet op te nemen.
4.7.
Verder overweegt de rechtbank dat de inspecteur ter zitting heeft verklaard dat in een situatie als de onderhavige altijd een naheffingsaanslag wordt opgelegd en er geen beleid is op grond waarvan een uitzondering kan worden gemaakt.
4.8.
Nu de inspecteur de naheffingsaanslag overeenkomstig de wettelijke regeling heeft berekend en hij geen beleidsvrijheid had om de naheffingsaanslag achterwege te laten, is de naheffingsaanslag naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld.
Verzuimboete
4.9.
Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete van minimaal € 50 ten hoogste € 5.514 opleggen. [7] Het gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor het kentekenbewijs is geschorst moet worden gelijkgesteld met een betalingsverzuim. [8]
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is de boete in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor de camper geldende schorsing. Opmerking verdient verder dat opzet of schuld niet vereist is. Wel moet een boete achterwege blijven bij afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt. Van avas is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen. [9] De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van avas, omdat in dit geval niet kan worden gezegd dat belanghebbende geen enkel verwijt treft. Evenmin is sprake van een pleitbaar standpunt.
4.11.
De rechtbank toetst vervolgens of de boete passend en geboden is gelet op de omstandigheden van het geval. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. De inspecteur heeft de verzuimboete (en de naheffingsaanslag) reeds berekend over een kortere periode, omdat belanghebbende in de naheffingsperiode van 25 augustus 2022 tot en met 4 oktober 2022 motorrijtuigenbelasting heeft betaald en vervolgens verminderd in overeenstemming met de wijziging van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst per 1 juli 2023. De rechtbank ziet geen aanleiding om de boete verder te matigen.
4.12.
De rechtbank constateert dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste feitelijke instantie met (afgerond) zes maanden. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat 24 april 2023 (aankondiging verzuimboete) geldt als aanvangsmoment van de redelijke termijn en dat zij uitspraak doet op 15 oktober 2025. Omdat de verzuimboete oorspronkelijk slechts iets meer dan € 1.000 bedroeg en na uitspraak op bezwaar minder dan € 1.000 bedraagt, is naar het oordeel van de rechtbank met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6 van het EVRM [10] , de verdragsschending voldoende gecompenseerd. [11]
Is het bezwaar tegen de rekening terecht niet-ontvankelijk verklaard?
5. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de rekening Mrb. Belanghebbende is het er niet mee eens dat hij aan de hand van de registratie van het kenteken bij de RDW niet kan controleren dat de schorsing was opgeheven omdat de Belastingdienst de RDW niet in kennis stelt van de beëindiging van de schorsing. Belanghebbende heeft het in de rekening vermelde bedrag niet betaald. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen bezwaar mogelijk is tegen de rekening Mrb.
5.1.
De Mrb is een belasting die op aangifte moet worden voldaan. De Mrb moet zijn betaald vóór aanvang van het tijdvak (van drie maanden). Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de tijdige voldoening van de Mrb. Het verzenden van een rekening Mrb heeft slechts de functie belanghebbende te herinneren aan zijn betalingsverplichting. Tegen een niet betaalde rekening Mrb kan geen bezwaar worden gemaakt. Zo’n rekening is op zichzelf geen voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26 van de Awr. [12] Dit betekent dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank komt daarom ook niet toe aan de beoordeling van de klacht van belanghebbende met betrekking tot de verschil in registratie van het kenteken bij de Belastingdienst en de RDW.
5.2.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat de omstandigheid dat geen bezwaar kan worden gemaakt tegen een rekening niet betekent dat er geen rechtsbescherming is. Als belanghebbende de belasting op aangifte voldoet, kan hij bezwaar maken tegen die voldoening. Wanneer belanghebbende de verschuldigde belasting niet voldoet en daarom een naheffingsaanslag wordt opgelegd, staat ook bezwaar en beroep open tegen die naheffingsaanslag.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de rekening in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier op 15 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 35, eerste lid, van de Wet Motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb).
2.Artikel 35, tweede lid van de Mrb.
3.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet Mrb.
4.Artikel 72, eerste lid, onderdeel m, van de Wet Mrb.
5.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5439.
6.Kamerstukken II 1965/66, 8445, nr. 3, blz. 7 en HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
7.Artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
8.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:974.
9.Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:844.
10.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Hoge Raad 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:175.
12.Vgl. Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1172.