ECLI:NL:RBZWB:2025:6866
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en belastingrentebeschikking
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een BV, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 8.087, samen met € 58 aan belastingrente. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar bevestigt dat de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking terecht zijn opgelegd. Belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank behandelt ook de argumenten van belanghebbende over strijdigheid met het Unierecht en het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel, maar verwerpt deze. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de inspecteur de juiste afschrijvingstabel heeft toegepast. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van belanghebbende bij het indienen van de aangifte en de gevolgen van de inschrijving van de auto in het kentekenregister.