Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 6 juli 2023
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Oordeel van de Rechtbank
Bevoegdheid
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende was opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag van € 2.194 was gebaseerd op de stelling dat de waardebepaling in het taxatierapport van belanghebbende onjuist was. De Rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar de Inspecteur was veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. In hoger beroep heeft belanghebbende de uitspraak van de Rechtbank bestreden, onder andere door te stellen dat de naheffingsaanslag onterecht was en dat er recht bestond op schadevergoeding.
Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de Inspecteur stukken heeft achtergehouden en dat de hoorplicht niet is geschonden. Ook heeft het Hof geoordeeld dat de bewijslast correct was verdeeld en dat belanghebbende niet het bewijs heeft geleverd dat de auto een ex-rental was of dat er andere waarde verminderende omstandigheden waren. De rechtbank had de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn correct vastgesteld op € 1.000.
Het Hof heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen en heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De beslissing van het Hof houdt in dat het hoger beroep ongegrond is verklaard en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.