ECLI:NL:RBZWB:2025:5867

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
24/3979 WAJONG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser, geboren in 2005, heeft autisme/ASS en ADHD en heeft op 16 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag op 20 september 2023 afgewezen, met de motivatie dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat dit in de toekomst mogelijk kan ontwikkelen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 16 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, zijn moeder en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden de Wajong-uitkering heeft geweigerd. Eiser kan geen taken uitvoeren in een arbeidsorganisatie, beschikt niet over basale werknemersvaardigheden en kan niet aaneengeschakeld werken. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, omdat er mogelijkheden zijn voor ontwikkeling van arbeidsparticipatie. De rechtbank wijst erop dat de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen niet mag worden beïnvloed door de huidige situatie van eiser, maar moet kijken naar de mogelijkheden voor de toekomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3979 WAJONG

uitspraak van 1 augustus 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder,
gemachtigde: drs. [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 20 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 april 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, eisers moeder en de gemachtigde van het UWV. De gemachtigde van het UWV heeft telefonisch deelgenomen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiser, geboren op [datum] 2005, heeft op 16 mei 2023 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Hij heeft autisme/ASS en ADHD. Eiser volgt dagbesteding bij [zorgorganisatie 1] ( [zorgorganisatie 1] ) en [zorgorganisatie 2] ( [zorgorganisatie 2] ).
2.1.
Met het primaire besluit van 20 september 2023 heeft het UWV geweigerd om een Wajong-uitkering toe te kennen. Volgens het UWV heeft eiser geen arbeidsvermogen, maar het UWV verwacht dat hij dat in de toekomst mogelijk wel kan ontwikkelen.
2.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.3.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medisch onderzoek
5. Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
5.1.
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en dossieronderzoek verricht. Daarbij heeft hij kennis genomen van informatie van de huisarts van 24 april 2023, van [psycholoog] ( [zorgorganisatie 3] ) van 8 juni 2018, van [zorgorganisatie 1] van september 2022 en januari 2023, van een psychologisch onderzoeksrapport uit 2019/2020, van [zorgorganisatie 4] uit 2014 en van [psychiater] ( [zorgorganisatie 3] ) van december 2010. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat de aanvraag ASS/ADHD vermeldt waarvoor eiser dagelijks sturing en hulp nodig heeft bij alle dagelijkse verrichtingen en basale activiteiten. De omgeving dient prikkelarm te zijn en de taken duidelijk en overzichtelijk in afgebakende tijdsduur. De aangeleverde medische informatie bevestigt de diagnoses en begeleidingsbehoefte. Op het spreekuur zijn er duidelijke kenmerken van autisme en de hiermee gepaard gaande beperkte communicatie, inlevingsmogelijkheden en aansturingsbehoefte. Eiser volgde onderwijs op VSO OdyZee en is in het bezit van de deelcertificaten VMBO B/K 2018-2022. Eiser heeft
8 dagdelen dagbesteding. Uit recente verslagen blijkt dat een kleinere groep van 2 personen met een begeleider en met duidelijk afgebakende taken goed haalbaar is. Volgens de verzekeringsarts is het gelet op het activiteitenniveau van eiser mogelijk 4 uur per dag en
1. uur aaneengesloten een taak te verrichten als rekening wordt gehouden met verschillende beperkingen in algemene taken en eisen, communicatie, zelfverzorging en samenwerken. Daarnaast heeft eiser steeds aansturing door een derde nodig. Dat kan een collega zijn. Ten aanzien van samenwerking geldt een maximum aantal collega’s (enkele). De verzekeringsarts concludeert dat de prognose gunstig is. Volgens de behandelaar kan eiser blijven profiteren van een afgestemde, rustige, gestructureerde omgeving, waarin hij wordt ondersteund bij de dingen waar hij tegenaan loopt. Dat eiser op korte termijn bij één ouder komt te wonen zal de structuur ten goede komen en biedt een goede basis voor verdere ontwikkeling van de zelfstandigheid.
5.2.
De verzekeringsarts b&b heeft de in het dossier aanwezige stukken bestudeerd, inclusief de ingebrachte bezwaargronden. Persoonlijk contact met eiser was volgens de verzekeringsarts b&b niet noodzakelijk, omdat het onderzoek door de primaire verzekeringsarts adequaat is geweest. Ook was er in het dossier informatie van de behandelend sector aanwezig. De medische situatie is hiermee duidelijk. Ook de verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat bij eiser sprake is van ziekte of gebrek op 18-jarige leeftijd. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiser wel 4 uur per dag belastbaar, gelet op zijn dagbesteding van 8 dagdelen op 5 dagen, maar kan hij niet 1 uur aaneengesloten werken. Uit diverse stukken, zoals het psychologisch onderzoeksrapport uit 2019/2020, en het psychisch onderzoek van de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiser snel afgeleid is en dan aangespoord moet worden om verder te gaan. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige blijkt dat eiser begeleiding nodig heeft bij het uitvoeren van de dagelijkse routinehandelingen en de persoonlijke verzorging en dat eisers moeder heeft aangegeven dat eiser zich ongeveer 15 minuten kan concentreren/bezig kan zijn met een taak. De heer [naam] van [zorgorganisatie 2] heeft aangegeven dat eiser snel afgeleid is en hij schat de maximale duur van doorwerken op 20 minuten. De duur van aaneengesloten werken is daarmee minder dan 1 uur. De verzekeringsarts b&b rapporteert verder dat uit de informatie van de psycholoog van 8 juni 2018 blijkt dat er naast de diagnoses ASS en ADHD, sprake is van negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen op een kind en leer- of onderwijsprobleem. De psycholoog vermeldde destijds een gunstige prognose, mits eiser kan blijven profiteren van een afgestemde, rustige, gestructureerde omgeving waarbij hij wordt ondersteund bij de dingen waar hij tegenaan loopt. Sinds deze informatie is er geen sprake van een gestructureerde thuisomgeving, althans niet als eiser bij zijn vader is (de helft van de tijd). Inmiddels is er casusregie door Intervence, maar desondanks liggen eisers ouders nog steeds niet op één lijn qua opvoeding. Door [zorgorganisatie 1] is geconstateerd dat de voor eiser benodigde structuur ontbreekt in de weken dat hij bij zijn vader is. In die weken komt eiser veel te laat en heeft een matige ADL. Dit gebrek aan netheid en structuur als eiser bij zijn vader is, is door hem ook zelf benoemd bij de primaire verzekeringsarts. De psycholoog gaf verder aan dat het voor eiser belangrijk is om het in de kliniek geleerde te blijven herhalen en oefenen, wat wordt gerealiseerd op de BSO en dagbesteding, en indien nodig altijd een heraanmelding kan plaatsvinden als de problematiek voortkomt uit psychiatrie. Uit het jaarverslag 2023 van [zorgorganisatie 2] blijkt dat, alhoewel een reguliere werkplek nog geen optie is voor eiser omdat dat op dat moment gedoemd is om te mislukken, er wel degelijk vooruitgang is. Samen met het thuisfront worden kleine stapjes gemaakt in het krijgen van meer grip op het functioneren, bijvoorbeeld op tijd komen, hulp vragen en vakkennis. Hoewel er terugslagen geweest zijn in het functioneren door de thuissituatie is er per saldo vooruitgang. Dit komt overeen met hetgeen de heer [naam] heeft aangegeven bij de arbeidsdeskundige dat hij niet uitsluit dat de werknemersvaardigheden – op tijd komen en na onderbreking een opdracht zelf weer oppakken – nog kunnen verbeteren, waarbij hij wel inschat dat dat nog enkele jaren nodig heeft. Ook [zorgorganisatie 1] geeft in de informatie van 5 september 2022 aan dat het doel is arbeidsvaardigheden te ontwikkelen, zoals op tijd zijn, opdrachten uitvoeren, omgaan met emoties, ADL en inname medicatie en dat eiser activiteiten aangeboden krijgt die gericht zijn op het bevorderen van de zelfstandigheid: koken, reizen en ADL. Uit voorgaande kan worden opgemaakt dat er in de toekomst nog een redelijk tot goede kans is dat eiser op termijn in staat is 1 uur aaneengesloten te werken, waarbij hij een opdracht na onderbreking zelf kan oppakken zonder aansturing. Daarnaast blijkt een redelijk tot goede kans op verbetering van de beperkingen met betrekking tot het zelfstandig ondernemen van een enkelvoudig of meervoudige taak al dan niet in groepsverband, structureren, prioriteiten stellen, omgaan met stress en andere mentale eisen, communiceren/zichzelf uiten, zichzelf wassen en verzorgen, respect/betrokkenheid/ sympathie in relaties tonen en beantwoorden, tolerantie van gedrag in relaties tonen en beantwoorden, omgaan met kritiek en hanteren van conflicten.
5.3.
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep naar aanleiding van de beroepsgronden en overgelegde informatie nader gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b ziet daarin geen reden om het standpunt te wijzigen. De beroepsgronden betreffen volgens de verzekeringsarts b&b grotendeels een herhaling van de bezwaargronden. Daarop is al eerder gereageerd.
Arbeidskundig onderzoek
6. Ook een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b hebben onderzoek gedaan.
6.1.
De arbeidsdeskundige heeft, na overleg met de verzekeringsarts, eisers moeder en telefonisch contact met de heer [naam] , geconcludeerd dat eiser nu nog onvoldoende over basale werknemersvaardigheden beschikt. Hij kan niet uit zichzelf op tijd komen en zichzelf aan het werk houden. Eiser heeft nog veel aansturing nodig om weer aan het werk te gaan. Eisers moeder is blijkbaar in staat om hem wel op tijd op de dagbesteding te krijgen. Hij is dus stuurbaar. Hopelijk zal beschermd wonen – als dit gerealiseerd wordt – hier betekenisvol in zijn. Eiser begrijpt op de dagbesteding de instructies en voert de taken uit. Eiser heeft op de dagbesteding geleerd om fietsreparaties te doen, voertuigen schoon te maken en computers te demonteren. Op school heeft eiser verschillende certificaten gehaald. Als eisers werknemersvaardigheden zijn verbeterd is hij volgens de arbeidsdeskundige in staat om de taak Plaatsen van onderdelen op printplaat (1701) of Beleggen van broodjes (0701) te verrichten.
6.2.
De arbeidsdeskundige b&b concludeert eveneens dat eiser geen arbeidsvermogen heeft omdat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden en niet ten minste 1 uur aaneengesloten kan werken zonder wezenlijke onderbreking van het productieproces. Dit kan nog wel ontwikkelen.
6.3.
In beroep heeft de arbeidsdeskundige b&b gereageerd op de beroepsgronden. Zij verwijst daarbij naar de rapportage van de verzekeringsarts b&b, het verslag van [zorgorganisatie 2] en het telefoongesprek met de heer [naam] waaruit kan worden afgeleid dat eiser vooruitgang boekt in het functioneren en dat niet kan worden uitgesloten dat eisers werknemersvaardigheden nog kunnen verbeteren, zoals op tijd komen en zelfstandig een opdracht na onderbreking weer oppakken.
Standpunt eiser
7.1.
Eiser stelt dat het onderzoek onzorgvuldig verricht is. De verzekeringsartsen hebben geen informatie bij de behandelend sector ingewonnen. De informatie in het dossier is beperkt en gedateerd, zoals de brief van de psycholoog van 8 juni 2018, en kan niet dienen ter ondersteuning van het onderzoek. Ook het onderzoek van de arbeidsdeskundigen is onvoldoende, mede omdat die conclusies zijn gebaseerd op de (ongefundeerde) conclusies van de verzekeringsartsen. De arbeidsdeskundigen geven er evenmin blijk van dat de inschatting van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie berust op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser aan de orde zijn.
7.2.
Eiser betwist dat hij in de toekomst arbeidsmogelijkheden kan ontwikkelen. Dat volgt niet uit het jaarverslag van [zorgorganisatie 2] . Daaruit blijkt niet dat er een redelijke verwachting bestaat dat mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich zullen ontwikkelen. [zorgorganisatie 2] stelt op basis van intensieve en langdurige contacten met eiser juist dat hij niet in staat is om vaardigheden blijvend toekomstgericht te ontwikkelen.
7.3.
Door Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is aan eiser inmiddels zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) toegekend. De bevindingen in het kader van de aanvraag van Wlz-zorg kunnen van belang zijn voor de verwachtingen van eisers toekomstige arbeidsmogelijkheden. Ten onrechte heeft de verzekeringsarts b&b hiernaar geen onderzoek gedaan. CIZ stelt dat eiser zich niet kan ontwikkelen tot een zelfstandig persoon. Dit duidt erop dat er sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
7.4.
Zowel uit het verslag van [zorgorganisatie 2] als uit het indicatiebesluit van CIZ volgt dat eiser een dermate behoefte heeft aan intensieve begeleiding dat van een zelfstandig functioneren in het arbeidsproces geen sprake is en naar verwachting in de toekomst ook niet zal zijn. De intensieve begeleiding die eiser nodig heeft, en zal blijven hebben, reikt verder dan in enige arbeidsorganisatie geboden kan worden, zelfs als een beschutte werkplek wordt betrokken. Eiser verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 oktober 2020 [1] .
Daarnaast is niet gesteld of gemotiveerd waarom een toekomstige verbetering van werknemersvaardigheden naar verwachting dermate zal zijn dat er sprake is van noodzakelijke basale werknemersvaardigheden.
7.5.
De verwachting dat een structureel verblijf van eiser bij zijn moeder zou kunnen leiden tot vooruitgang is in de praktijk tot op heden ook niet uitgekomen. Dit blijkt uit de verklaring van eisers moeder. Zonder de zeer intensieve begeleiding van zijn moeder functioneert eiser niet, op geen enkel gebied. De aanvraag voor een beschermde woonplek bij [zorgorganisatie 5] is afgewezen, omdat eiser voor een dergelijke woonplek onvoldoende zelfredzaam is. Een aanmelding bij [zorgorganisatie 6] is nog in behandeling. Vaststaat echter dat eiser nooit zelfstandig zal kunnen wonen.
7.6.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een indicatiebesluit van CIZ van
28 november 2023 overgelegd voor Wonen met intensieve begeleiding en een beschrijving van zijn moeder.
Juridisch kader
8. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft.
Het UWV moet daarom eerst beoordelen of eiser voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- eiser kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- eiser beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- eiser kan niet een uur aangesloten werken
- eiser is niet tenminste vier uur per dag belastbaar dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen.
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
Bij de beoordeling maakt het UWV gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
9.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden aan eiser een Wajong-uitkering geweigerd heeft.
Het UWV heeft dat geweigerd omdat eiser weliswaar geen arbeidsvermogen heeft maar dat niet duurzaam is. Eiser kan niet 1 uur aaneengesloten werken en beschikt niet over basale werknemersvaardigheden maar dat kan volgens het UWV nog verbeteren. Het gaat met name om dat eiser snel is afgeleid, hij dan aansporing nodig heeft om de taak te hervatten en om op tijd komen.
De te beoordelen datum is [datum] 2023, de situatie op eisers 18e verjaardag.
Zorgvuldigheid onderzoek
9.2.
Eiser heeft gesteld dat het onderzoek onzorgvuldig verricht is. De verzekeringsartsen hebben geen informatie bij de behandelend sector ingewonnen en de informatie in het dossier is beperkt en gedateerd.
9.3.
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep in reactie hierop gesteld dat er op de beoordelingsdatum geen lopende behandeling was bij de GGZ zodat het niet mogelijk was daar recente informatie op te vragen. Dat is wat de verzekeringsarts b&b in bezwaar ook reeds heeft aangegeven.
9.4.
De rechtbank acht deze uitleg voldoende. Op de zitting heeft eisers gemachtigde bevestigd dat er geen structureel lopende behandeling is. De rechtbank ziet in het niet opvragen van medische informatie dan ook geen reden om het onderzoek van de verzekeringsartsen (of de arbeidsdeskundigen) onzorgvuldig te achten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de primaire verzekeringsarts eiser heeft gezien en psychisch heeft onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft eiser niet kunnen zien/niet gezien omdat eiser zelf van een hoorzitting heeft afgezien. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat er medische informatie is gemist die ziet op de beoordelingsdatum.
Duurzaamheid
9.5.
Niet in geschil is dat eiser geen arbeidsvermogen heeft. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
9.6.
De beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen betreft een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Duurzaamheid op grond van de Wajong wordt aangenomen in een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer kunnen ontwikkelen. Gelet op de wetsgeschiedenis is hiervan sprake als een betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en herstel is uitgesloten. Als het UWV stelt dat duurzaamheid ontbreekt, hoeft het UWV niet te onderbouwen dat een betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Het UWV moet in zo’n geval wel aannemelijk maken dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan. Daarbij zijn van belang de bij betrokkene bestaande mogelijkheden tot verbetering van belastbaarheid, verdere ontwikkeling en toename van bekwaamheden. [2]
Bij de beoordeling van de duurzaamheid mag de omstandigheid dat ‑ achteraf bezien - verbetering niet heeft plaatsgevonden geen rol spelen. [3]
Het UWV hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’. Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Als de verzekeringsarts volgens het stappenplan niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene, en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden. [4]
9.7.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b afdoende gemotiveerd dat er op de beoordelingsdatum, [datum] 2023, geen sprake was van een situatie waarin het uitgesloten was dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiser zich nog zouden ontwikkelen. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit het verslag van [zorgorganisatie 1] en [zorgorganisatie 2] van 5 september 2022 blijkt dat bij [zorgorganisatie 2] wordt gewerkt aan het ontwikkelen van arbeidsvaardigheden: op tijd komen, opdrachten uitvoeren zoals afgesproken, omgaan met emoties en ADL en bij [zorgorganisatie 1] aan de bevordering van de zelfstandigheid. Uit het verslag van [zorgorganisatie 1] en [zorgorganisatie 2] van 27 januari 2023 kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat als er structuur en duidelijkheid is en eiser kan werken in een kleine groep met een begeleider en afgebakende taken, hij prima kan functioneren. Alhoewel in het jaarverslag 2023 van [zorgorganisatie 2] staat dat eiser niet het vermogen heeft om zelfstandig te werken en vaardigheden blijvend toekomstgericht te ontwikkelen, vermeldt [zorgorganisatie 2] ook dat zij samen met het thuisfront steeds een klein stapje meer grip krijgen op eisers functioneren: op tijd komen, hulp vragen, vakkennis, en dat er ondanks tegenslagen ook stapjes voorwaarts worden gemaakt en: ‘Hij levert ook steeds meer een bijdrage aan de klus waar hij samen met de collega’s mee bezig is’. In het telefoongesprek dat de primaire arbeidsdeskundige met de heer [naam] / [zorgorganisatie 2] in september 2023 heeft gevoerd heeft de heer [naam] aangegeven dat hij niet uitsluit dat eisers werknemersvaardigheden (zoals op tijd komen en een opdracht na onderbreking weer zelf oppakken) nog kunnen verbeteren, maar hij denkt wel dat dit in ieder geval nog enige jaren nodig heeft.
Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat op de beoordelingsdatum niet kan worden uitgesloten dat bij eiser nog mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen ontwikkelen zodanig dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan. Dat die verwachting op dit moment bezien niet is uitgekomen kan niet worden betrokken bij de beoordeling op datum in geding.
9.8.
Ten aanzien van het door eiser overgelegde indicatiebesluit van de CIZ heeft de verzekeringsarts b&b in beroep in reactie gesteld dat uit de toekenning van Wlz-zorg niet kan worden afgeleid dat er op datum in geding geen enkele ontwikkeling van de arbeidsvaardigheden meer mogelijk was. De Wlz-zorg heeft betrekking op wonen, terwijl het bij de Wajong gaat om arbeid en het ontwikkelen van vaardigheden op dat gebied. Overigens heeft de CIZ-onderzoeker haar verwachtingen ten aanzien van het ontwikkelen van vaardigheden in relatie tot het wonen gebaseerd op het huidige functioneren. Bij het beoordelen van de duurzaamheid in het kader van de Wajong staat echter niet het huidige functioneren centraal maar de medische aandoeningen en wat er op basis daarvan voor ontwikkeling nog mogelijk is.
9.9.
De rechtbank kan zich met dit standpunt verenigen. De rechtbank is eveneens van oordeel dat aan het indicatiebesluit van CIZ niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Voor de Wlz gelden namelijk andere criteria [5] .
9.10.
Aan de beschrijving van eisers moeder kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin de waarde worden gehecht die eiser daaraan wenst te hechten. Dit stuk is weliswaar informatief maar niet objectief. Bovendien kan de situatie die daarin is beschreven, waaruit volgt dat de verwachtingen achteraf bezien niet zijn uitgekomen – zoals reeds overwogen – niet worden betrokken bij de beoordeling van de duurzaamheid.
9.11.
Eisers situatie is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met de situatie in de door hem genoemde uitspraak van de CRvB van 14 oktober 2020. Niet is gebleken dat in eisers geval sprake is van intensieve en persoonlijke begeleiding door daartoe specifiek gekwalificeerde begeleiders en dat die begeleiding verder reikt dan de kaders die in een arbeidsorganisatie door de aanwezigheid van een leidinggevende en/of inzet van een jobcoach bij het verrichten van een taak kunnen worden geboden, ook als hierbij de mogelijkheid van een beschutte werkomgeving wordt betrokken. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser op de beoordelingsdatum op 5 dagen 8 dagdelen dagbesteding volgde bij [zorgorganisatie 2] en [zorgorganisatie 1] zonder specialistische ondersteuning van zijn begeleiders.

Conclusie en gevolgen

10.1.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het UWV, waarbij aan eiser een Wajong-uitkering is geweigerd, standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond.
10.2.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskosten-vergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 1 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: Wettelijk kader

Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b.na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, vierde lid
Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Artikel 1a:1, zesde lid
De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
Artikel 1a:1, achtste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit
Artikel 1a, eerste lid
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Artikel 1a, tweede lid
Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.
In het compendium is een stappenplan opgenomen bij de beoordeling voor de duurzaamheid.
Het stappenplan bestaat uit 3 stappen
Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;-
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen:
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
-het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
-het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
-het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.

Voetnoten

2.Bijvoorbeeld uitspraken van de CRvB van 26 maart 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:462) en 9 april 2025
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1824)
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 maart 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:316)
5.De rechtbank wijst in dit verband nogmaals op voormelde uitspraak van de CRvB van 9 april 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:569).