Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren in 2001, heeft een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend na een verkeersongeluk in 2011, waarbij zij pijnklachten en angstklachten heeft ontwikkeld. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen op basis van het feit dat zij op haar achttiende verjaardag niet in Nederland of een EU-land woonde. Na een rechtszaak heeft de rechtbank Amsterdam het Uwv opgedragen om opnieuw te beoordelen of appellante arbeidsvermogen heeft. Het Uwv concludeerde dat appellante momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie niet duurzaam is, wat betekent dat er in de toekomst mogelijk wel arbeidsvermogen kan ontstaan.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van appellante zich in de toekomst kunnen ontwikkelen. De Raad heeft daarbij de deskundigenrapporten en de medische situatie van appellante in overweging genomen. Appellante was het niet eens met deze conclusie en stelde dat er geen vooruitgang is geboekt in haar gezondheidstoestand. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het ontbreken van arbeidsvermogen op de datum in geding niet duurzaam is, en dat er mogelijkheden zijn voor verbetering in de toekomst.