ECLI:NL:RBZWB:2025:4486
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 6.434, welke door de rechtbank als terecht werd beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag correct heeft vastgesteld op basis van de CO2-uitstoot van de auto, die volgens de RDW 257 gr/km bedraagt. Belanghebbende had een lagere CO2-uitstoot van 169 gr/km willen hanteren, maar de rechtbank volgt deze redenering niet, verwijzend naar eerdere arresten van de Hoge Raad die de toepassing van verschillende meetmethoden in dit geval niet toestaan. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat er geen strijd is met artikel 110 VWEU. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 2.000 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank wijst de kostenvergoedingen toe aan belanghebbende, waarbij de inspecteur en de Staat ieder voor de helft verantwoordelijk zijn voor de vergoedingen.