ECLI:NL:RBZWB:2025:260
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op grond van gezamenlijke huishouding volgens de Participatiewet
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van verzoekster, die bezwaar maakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen heeft de bijstandsuitkering van verzoekster, die sinds 4 oktober 2022 een uitkering ontving, per 28 november 2023 ingetrokken. Dit gebeurde naar aanleiding van meldingen dat verzoekster samenwoont met een man, wat zij niet had gemeld, terwijl dit op grond van de wet verplicht was. Verzoekster betwist de intrekking en stelt dat er geen gezamenlijke huishouding is, omdat zij en de man niet in dezelfde woning wonen en er geen wederzijdse zorg is.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 januari 2025 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding, gebaseerd op onderzoeksbevindingen, waaronder verklaringen van buurtbewoners en financiële transacties tussen verzoekster en de man. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster haar inlichtingenplicht heeft geschonden door de gezamenlijke huishouding niet te melden, en dat het college daarom gerechtigd was om de bijstandsuitkering in te trekken. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter verwacht dat het besluit van het college in bezwaar stand zal houden.