In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan betrokkene, die sinds 1 juni 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Leiden had de bijstand ingetrokken op basis van de veronderstelling dat betrokkene samenwoonde met een andere persoon, X, zonder dit te melden. De rechtbank had eerder de besluiten van het college vernietigd, omdat niet was komen vast te staan dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Het college ging in hoger beroep, maar de Raad oordeelde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de claim van wederzijdse zorg tussen betrokkene en X. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de besluiten van het college niet konden standhouden. De Raad droeg het college op om nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren tegen de besluiten van 13 juli 2017, waarbij de intrekking en terugvordering waren vastgesteld. De Raad bevestigde ook de vernietiging van het boetebesluit, omdat er geen schending van de inlichtingenverplichting was aangetoond.