In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, waarop de rechtbank in een uitspraak van 10 juli 2024 had bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen zeven weken moest beslissen. Eiseres stelt nu dat de Dienst Toeslagen deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank legt de Dienst Toeslagen op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moeten worden betaald. De rechtbank wijst het verzoek van de Dienst Toeslagen om een lagere dwangsom af, omdat het niet aan de rechtbank is om een structurele oplossing voor capaciteitsproblemen te bieden. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.