ECLI:NL:CRVB:2021:2305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
20/4492 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingebrekestelling vereist bij ontbreken beslistermijn na toepassing 8:113 Awb

Op 10 september 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/4492 WMO15. Deze uitspraak betreft een hoger beroep van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de Raad op 29 juli 2020, waarin de rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2020 werd vernietigd. In die uitspraak werd het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, maar er werd geen termijn vastgesteld voor deze beslissing. Hierdoor voldeed het college niet aan de voorwaarden van artikel 6:12, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.C. Weijsenfeld, heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Raad heeft overwogen dat, ingevolge artikel 6:12 van de Awb, een ingebrekestelling vereist is wanneer het bestuursorgaan in gebreke blijft om tijdig een besluit te nemen. Appellante stelde dat in dit geval geen ingebrekestelling nodig was, maar de Raad volgde dit standpunt niet.

De Raad concludeerde dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk is, omdat er geen ingebrekestelling was gedaan. De Raad heeft geen grond gevonden voor toepassing van artikel 8:55c van de Awb en er was ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2021.

Uitspraak

20.4492 WMO15

Datum uitspraak: 10 september 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1652, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 januari 2020 vernietigd, het beroep van appellante gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van 17 december 2019 vernietigd. Het college is opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen. Verder is met toepassing van artikel 8:113, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen een door het college nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Namens appellante heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
Appellante heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673, zich op het standpunt gesteld dat in dit geval geen ingebrekestelling is vereist voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar.
De Raad volgt dit standpunt niet. In dit geval is een ingebrekestelling vereist, omdat de Raad in de uitspraak van 29 juli 2020 geen termijn heeft bepaald waarbinnen de nieuwe beslissing op het bezwaar moet worden genomen. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12, tweede en derde lid, van de Awb.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor toepassing van artikel 8:55c van de Awb bestaat geen grond.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen nietontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2021.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) P. Boer