Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,
Dienst Toeslagen,
Inleiding
Overwegingen
Omdat het beroep gegrond is, moet Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt Dienst Toeslagen verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:591, de uitspraak van 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4784, en de uitspraak van 16 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:657). De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt Dienst Toeslagen op binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een besluit bekend te maken op de aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade;
- bepaalt dat Dienst Toeslagen aan eiseres een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat Dienst Toeslagen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2024.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: beantwoording van de vragen door Dienst Toeslagen
Wanneer het bezwaar tegen de integrale beoordeling (mede) is gericht tegen afgewezen KOT jaren, wordt de behandeling van het verzoek bij Commissie Werkelijke Schade waar mogelijk aangehouden in afwachting van de uitkomst van het bezwaar. Dit omdat onduidelijk is wat de omvang van het geding is en welke schadejaren betrokken dienen te worden. Dit kan van invloed zijn op de beoordeling van een bepaalde schadepost, maar ook voor schadeposten die onderling met elkaar verband houden. Vanwege deze samenhang verdient het niet de voorkeur om dit los van elkaar op andere momenten te beoordelen.