ECLI:NL:RBZWB:2025:1585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/1426
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering voor migrerend werknemer in het bestuursrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar aanspraak op studiefinanciering. Eiseres, een Griekse burger, volgde de studie Law and Technology aan de Tilburg University en had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering over de periode juli tot en met december 2023. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) had de aanvraag buiten behandeling gelaten omdat eiseres niet de gevraagde aanvullende informatie had verstrekt. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard door DUO, die stelde dat er geen sprake was van migrerend werknemerschap.

De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van DUO. De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk voldeed aan de voorwaarden voor studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en dat DUO een onjuiste maatstaf had gehanteerd voor migrerend werknemerschap. De rechtbank concludeerde dat eiseres reële en daadwerkelijke arbeid had verricht tijdens haar stage bij [B.V.], en dat zij recht had op studiefinanciering voor de gevraagde periode. Het bestreden besluit van DUO werd vernietigd, en DUO werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank stelde ook dat DUO het griffierecht moest terugbetalen en veroordeelde DUO in de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1426 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian),
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar aanspraak op studiefinanciering.
1.1
Bij besluit van 12 oktober 2023 heeft DUO de aanvraag van eiseres om toekenning van studiefinanciering buiten behandeling gelaten. Met het bestreden besluit van 14 december 2023 is het bezwaar ongegrond verklaard.
DUO heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres (bijgestaan door een tolk in de Engelse taal [tolk] ) en namens DUO mr. G.J.M. Naber.

Feiten en omstandigheden

2. Eiseres is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, namelijk Griekenland. Zij volgde in Nederland de studie Law and Technology aan de Tilburg University en heeft een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor studiefinanciering over de periode juli tot en met december 2023. Bij besluit van 12 juli 2023 heeft DUO eiseres over de maand december 2023 studiefinanciering toegekend. Over de periode juli tot en met november 2023 heeft DUO aangegeven dat nog niet kan worden vastgesteld of eiseres recht heeft op studiefinanciering.
Met de brief van 12 juli 2023 heeft DUO verzocht om bewijsstukken die nodig zijn om de aanvraag compleet te maken. Eiseres heeft vervolgens diverse stukken, waaronder een ‘Internship Agreement’ (stageovereenkomst) met [B.V.] (hierna: [B.V.] ), ingediend. Hierin staat dat eiseres van 15 maart 2023 tot 14 september 2023 stage zal lopen bij dit bedrijf.
Op 23 augustus 2023 heeft DUO gevraagd om meer gegevens: een verklaring van de onderwijsinstelling dat de stage een onderdeel is van de studie, of dat er sprake is van te behalen studiepunten, wat de exacte periode van de stage is en bij welk bedrijf, instelling of organisatie stage wordt gelopen. Verder is gevraagd om een verklaring van de opleiding dat eiseres tijdens de stage ingeschreven blijft aan de onderwijsinstelling.
Bij besluit van 12 oktober 2023 (primair besluit) heeft DUO de aanvraag buiten behandeling gelaten omdat eiseres de gevraagde aanvullende informatie of bewijsstukken niet heeft verstrekt. Daarom kan de aanvraag niet worden beoordeeld.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij ook een verlenging van haar stageovereenkomst tot 31 december 2023 overgelegd.
Op 29 november 2023 heeft DUO verzocht om een schriftelijke verklaring van de werkgever/stageverlener met daarin de beschrijving van het dag-/weekrooster, de werkzaamheden die de student uitvoert en de verhouding tussen het aantal uren dat besteed wordt aan een stageopdracht en het aantal uren dat besteed wordt aan reguliere werkzaamheden van het bedrijf.
Eiseres heeft op 12 december 2023 laten weten dat de stageverlener heeft aangegeven geen verklaring af te kunnen leggen, omdat de stageverlener een loonvorderingsclaim van eiseres vreest. DUO zou rechtstreeks contact met het bedrijf op kunnen nemen.
Met het bestreden besluit van 14 december 2023 is het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft DUO als motivering gegeven dat er geen sprake is van migrerend werknemerschap, omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst of verplichte stage.

Beoordeling door de rechtbank

3. In het bestreden besluit heeft DUO het primaire besluit (buiten behandeling laten van de aanvraag) niet langer gehandhaafd, maar de aanvraag alsnog inhoudelijk beoordeeld en afgewezen.
4. De rechtbank beoordeelt vervolgens of DUO de aanvraag voor studiefinanciering voor de periode van juli 2023 tot en met december 2023 op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroepsgronden
6. Eiseres stelt dat zij voldoet aan de voorwaarden van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) om voor studiefinanciering in aanmerking te komen. Zij is migrerend werknemer in de zin van het Europese Unierecht. Eiseres stelt dat DUO een onjuiste maatstaf voor migrerend werknemerschap heeft gehanteerd en ten onrechte doorslaggevend belang heeft toegekend aan het mogelijke leerdoel van de stage. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er wel degelijk sprake is geweest van reële en daadwerkelijke arbeid tijdens de stage bij [B.V.] . Het betrof een stage met een totale duur van 41 weken, waarvoor zij een vergoeding ontving van € 600,- per maand. Het stagebedrijf was niet bereid de gevraagde verklaring af te geven, maar wel om desgevraagd telefonisch informatie aan DUO te verstrekken. In het kader van de zorgvuldigheid had het op de weg van DUO gelegen dit wel te doen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres de digitale vacaturetekst ingezonden, met daarin informatie over de stage en de werkzaamheden.
Ter zitting heeft eiseres een uitgebreide verklaring afgelegd over de inhoud van haar werkzaamheden tijdens de stage.
Standpunt DUO
7. DUO is van mening dat er geen sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid en dat daardoor eiseres niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. De stage is bedoeld om praktische (werk)ervaring op te doen en voor het vergroten van kennis. Er staat duidelijk vermeld dat het geen arbeidsovereenkomst is in de zin van het BW. In de stageovereenkomst staat geen informatie over de daadwerkelijke werkzaamheden die eiseres moet verrichten.
DUO heeft om een schriftelijke verklaring van [B.V.] gevraagd over de daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat het niet afgeven van zo’n verklaring voor rekening komt van de student, niet voor DUO. [1] DUO is niet gehouden om zelf contact te zoeken met de stagebegeleider. DUO vindt dat uit de vacaturetekst en de stageovereenkomst niet blijkt dat er sprake is van het verrichten van productieve arbeid voor het bedrijf.
Er is volgens DUO niet met objectieve gegevens voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres in het kader van de stage reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht voor [B.V.] , onder gezag van een leidinggevende en waarvoor zij een vergoeding als tegenprestatie heeft ontvangen. Eiseres kan tijdens haar stage niet als migrerend werknemer worden aangemerkt en komt daarom in de maanden juli-december 2023 niet in aanmerking voor studiefinanciering.
Wat zijn de regels?
8. De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Hieruit volgt dat een student die op de peildatum kan worden aangemerkt als migrerend werknemer als bedoeld in artikel 45 van het VWEU [2] op grond van de Wsf 2000 in aanmerking kan komen voor (volledige) studiefinanciering.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
9. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of DUO terecht heeft geoordeeld dat eiseres op basis van haar stage bij [B.V.] niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer en om die reden geen recht heeft op studiefinanciering. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
10. Voor de algemene overwegingen over de beoordeling van migrerend werknemerschap en voor de uitgangspunten bij de beoordeling van activiteiten verricht in het kader van een stage, verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de CRvB van 29 februari 2024, overwegingen 4.3.1 tot en met 4.5.3. [3] Hieruit volgt (kort samengevat) dat van geval tot geval aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden moet worden beoordeeld of de werkzaamheden verricht in het kader van een stage tot (migrerend) werknemerschap leiden.
De beoordeling van de stage in dit geval
11. Eiseres heeft als schriftelijk bewijs een stageovereenkomst met [B.V.] , het bedrijfsreglement en de oorspronkelijke vacaturetekst overgelegd.
12. In de stageovereenkomst staat beschreven dat sprake is van een stage van 15 maart 2023 tot en met 14 september 2023 bij [B.V.] tegen een vergoeding van € 600,- per maand. De stage is 24 uur per week, verdeeld over drie dagen en bedoeld om praktijkervaring op te doen ten behoeve van de studie. De stageovereenkomst bevat geen informatie over de inhoud van de stage. In artikel 2 van de stageovereenkomst is vermeld dat de stage uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst betreft als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.
Volgens de vacaturetekst gaat het om een stage op het gebied van gegevens privacy, “om te helpen bij verschillende aspecten van het privacy programma, inclusief naleving van de GDPR” (in het Nederlands: AVG).
13. Ter zitting heeft eiseres uitgebreid toegelicht waaruit haar werkzaamheden tijdens haar stage bij [B.V.] bestonden. Eiseres heeft verklaard dat [B.V.] een bedrijf is dat investeert in andere bedrijven en dat zij moest onderzoeken en vastleggen of die bedrijven in de praktijk voldeden aan de juridische vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). Zij was eindverantwoordelijke voor een vragenlijst over het vastleggen en overdragen van gegevens die die bedrijven moesten invullen. Zij moest de vragenlijsten vergelijken en kijken of die bedrijven zich houden aan de AVG. Haar werk werd gecontroleerd en is bewaard binnen het bedrijf. Daarnaast beantwoordde zij vragen van die andere bedrijven met betrekking tot privacywetgeving en de AVG en stelde juridische memo’s op hierover. Zij was ook verantwoordelijk voor presentaties voor bedrijven over privacy, op basis van vooronderzoek dat zij gedaan had. Zij was werkzaam in een team van drie personen en haar werk werd gecontroleerd.
14. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB [4] kan ook een verklaring van een student zelf over wat hij of zij aan werkzaamheden heeft verricht bijdragen aan het bewijs dat sprake was van reële en daadwerkelijke arbeid.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bedrijven ook gebruik maken van stagiaires om reguliere werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft, mede in dat licht bezien, geen reden om te twijfelen aan wat eiseres ter zitting heeft verklaard over haar werkzaamheden. Dit temeer nu haar verklaring aansluit bij de vacaturetekst.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de door eiseres overgelegde documenten en haar verklaring ter zitting, in samenhang bezien, een goed beeld van de werkzaamheden van eiseres in de in geding zijnde periode.
Gezien de feitelijke situatie van eiseres is de rechtbank ervan overtuigd dat eiseres reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht tijdens haar stage en hiermee voldoet aan de vereisten van het migrerend werknemerschap.

Conclusie en gevolgen

15. Uit het voorgaande volgt dat eiseres over de periode van juli 2023 tot en met december 2023 recht heeft op studiefinanciering. DUO heeft dus ten onrechte studiefinanciering geweigerd. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
16. Omdat het aan DUO is om de hoogte van de studiefinanciering van eiseres vast te stellen en de rechtbank niet kan overzien van welke andere factoren dat mogelijk nog afhankelijk is, zal de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien. DUO zal voor de periode van juli 2023 tot en met december 2023 een nieuw besluit moeten nemen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
17. Omdat het beroep van eiseres gegrond is, dient DUO haar het griffierecht terug te betalen. Ook veroordeelt de rechtbank DUO in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt DUO op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt DUO in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 20 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijk kader

Artikel 45 van het VWEU
1. Het verkeer van werknemers binnen de Unie is vrij.
2. Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Artikel 24 van de Richtlijn 2004/38/EG
1. Onverminderd specifieke, in het Verdrag en het afgeleide recht uitdrukkelijk opgenomen bepalingen, geniet iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland. Dit recht geldt ook voor familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten en die verblijfsrecht of duurzaam verblijfsrecht genieten.
2. In afwijking van lid 1 is het gastland niet verplicht een recht op sociale bijstand toe te kennen, gedurende de eerste drie maanden van verblijf of, in voorkomend geval de in artikel 14, lid 4, onder b), bedoelde langere periode, noch is het verplicht om vóór de verwerving van het duurzame verblijfsrecht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of -lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandigen, of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
Artikel 2.2 van de Wsf 2000
1. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die:
a. (…)
b. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, of
c. (…)

Voetnoten

2.Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
3.Zie ECLI:NL:CRVB:2024:422 (overwegingen 4.3.1 tot en met 4.5.3 en 4.7), ECLI:NL:CRVB:2024:382 en ECLI:NL:CRVB:2024:408.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 13 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2150.