Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 20 augustus 2020 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
Op 29 februari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van betrokkene, een Griekse student die studiefinanciering aanvroeg op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Betrokkene had een stageovereenkomst met [Naam bedrijf X] B.V. en [Naam bedrijf Y] N.V. en verzocht om studiefinanciering voor de periode van zijn stages. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap weigerde de aanvraag, omdat betrokkene niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank Den Haag had eerder de aanvraag van betrokkene goedgekeurd, maar de minister ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 9 november 2023 werd de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat betrokkene niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt, omdat er onvoldoende objectieve gegevens waren die aantoonden dat er reële en daadwerkelijke arbeid was verricht tijdens de stages. De Raad concludeerde dat de werkzaamheden van betrokkene niet voldeden aan de criteria voor migrerend werknemerschap zoals vastgelegd in de Europese regelgeving. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de minister werd gegrond verklaard.
De Raad benadrukte dat voor de beoordeling van migrerend werknemerschap niet alleen de stageovereenkomsten, maar ook de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden van belang zijn. Betrokkene had niet voldoende bewijs geleverd dat zijn werkzaamheden tijdens de stages als reële arbeid konden worden gekwalificeerd. De Raad concludeerde dat betrokkene geen recht had op studiefinanciering voor de betreffende periodes.