Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Overwegingen
De beroepen zijn ongegrond
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in de beroepen van een ondernemer tegen besluiten van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De ondernemer had subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periodes april t/m juni 2021 en juli t/m september 2021. De minister had de subsidie voor Q2 vastgesteld op € 1.500,- en voor Q3 op € 0,-, en had het te veel betaalde voorschot teruggevorderd. De ondernemer was het niet eens met deze besluiten en stelde dat de aangiften omzetbelasting niet representatief waren voor haar werkelijke omzet, omdat deze ook omzet van freelancers omvatten.
Het College oordeelde dat de minister terecht was uitgegaan van de aangiften omzetbelasting bij het bepalen van het omzetverlies. De ondernemer had niet aangetoond dat de omzetcijfers in de aangiften niet correct waren en had geen suppletie aangifte ingediend om de cijfers te corrigeren. Het College concludeerde dat de minister bevoegd was om de subsidie te verlagen, omdat het omzetverlies in Q2 lager was dan in de aanvraag en in Q3 niet voldaan werd aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De beroepen van de ondernemer werden ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.