Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de jaren 2015 tot en met 2019. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. W.J.L.H. Oomen, had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die navorderingsaanslagen had opgelegd wegens vermeende onjuistheden in de aangiften. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur zijn verplichtingen niet heeft geschonden en dat de bezwaren van de belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen voor de jaren 2017 en 2018 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de navorderingsaanslagen terecht had opgelegd, omdat de belanghebbende niet de vereiste aangiften had gedaan en de administratie ernstige gebreken vertoonde. De rechtbank heeft de vergrijpboetes die aan de belanghebbende waren opgelegd, als passend en geboden beoordeeld, maar heeft de boete voor het jaar 2019 verminderd vanwege de lange duur van de procedure. Tevens is een immateriële schadevergoeding van € 1.500 toegekend aan de belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar voor de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2017 gegrond verklaard, de belastingrente voor de navorderingsaanslag IB/PVV over 2015 en de navorderingsaanslag Zvw over 2018 tot nihil verminderd, en de overige beroepen ongegrond verklaard.