6.3Eisers stellen zich verder op het standpunt dat tijdens het huisbezoek op 6 december 2019 niet is voldaan aan het vereiste van informed consent. In het handhavingsrapport van 4 december 2020 staat dat de Svb-medewerkers om 10.00 uur hebben aangebeld en dat zij kort daarna naar binnen zijn gegaan. Om 10.30 uur hebben zij de woning verlaten. Uit de ‘Verklaring omtrent huisbezoek’ blijk dat deze pas rond 10.20 uur, en daarmee kort voor vertrek van de Svb-medewerkers, is ondertekend. Eisers wisten dus pas op het einde van het huisbezoek dat zij de mogelijkheid hadden om te weigeren en welke gevolgen dat zou hebben. Zij hebben hierdoor geen goede afweging kunnen maken en er was dus geen sprake van informed consent. Eisers concluderen dat het huisbezoek van 6 december 2019 onrechtmatig is verlopen en het toen verkregen bewijs buiten beschouwing moeten blijven.
Formele punten met betrekking tot het onderzoek van de Svb
7. Als meest verstrekkende beroepsgrond hebben eisers aangevoerd dat de Svb bij het aan de besluitvorming ten grondslag liggende onderzoek in strijd heeft gehandeld met het verbod van discriminatie. Volgens eisers worden allochtone AIO-gerechtigden ongelijk behandeld ten opzichte van autochtone AIO-gerechtigden. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft echter in 2021 al geoordeeld dat niet gebleken is dat bij de inrichting van de onderzoeken van de twee groepen AIO-gerechtigden naar vermogen in het buitenland sprake is van een verschil in behandeling naar aanleiding van de enkele vakantiemelding of van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling van beide groepen AIO-gerechtigden.Dit oordeel is hierna meermaals bevestigd.De rechtbank is van oordeel dat wat eisers in deze procedure naar voren hebben gebracht geen aanleiding geeft om hier anders over te oordelen.
8. Eisers hebben daarnaast aangevoerd dat de Svb geen informatie met de Turkse autoriteiten had mogen delen op grond van artikel 5, sub f en artikel 45 van de AVG. De rechtbank volgt dit niet. De verwerking van persoonsgegevens is rechtmatig als de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG) of als die verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen (6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG). In het geval van eisers was de verwerking van hun persoonsgegevens noodzakelijk voor de uitoefening van de taak van algemeen belang: het verlenen van bijstand in de vorm van de AIO-aanvulling. Daarvoor moet vastgesteld kunnen worden of er recht op deze bijstand bestaat. Daarnaast hebben eisers een machtiging ondertekend, waarmee de Svb is gemachtigd om informatie op te vragen en daarbij noodzakelijke delen van relevante persoonsgegevens te delen met derden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers de rechtmatigheid van de verstrekte machtigingen betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is dit tardief aangevoerd, zodat de rechtbank dit standpunt wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing zal laten. Bovendien is in deze procedure op geen enkele wijze onderbouwd dat sprake zou zijn van onrechtmatige machtigingen.
9. Verder hebben eisers aangevoerd dat uit de stukken niet blijkt dat er sprake is geweest van informed consent bij het huisbezoek op 6 december 2019. Vast staat dat van dit huisbezoek geen verslag is gemaakt. In de handhavingsrapportage van 4 februari 2020 is wel vermeld dat de medewerkers van de Svb zich bij aanvang hebben gelegitimeerd, de reden en het doel van het huisbezoek hebben meegedeeld, en verteld hebben wat de gevolgen waren bij een eventuele weigering. Daarnaast hebben eisers een ‘Verklaring omtrent huisbezoek’ ondertekend waarin min of meer hetzelfde staat. Daarin staat ook dat er toestemming is verleend om de woning te betreden. Eisers wijzen alleen op het tijdstip van ondertekening van deze verklaring om de voorafgaande toestemming te betwisten. Wat daar ook van zij, uit het huisbezoek zijn geen bevindingen naar voren gekomen die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Er is immers door de Svb alleen informatie gegeven over de machtigingsprocedure. De machtigingen zelf zijn echter pas veel later van eisers verkregen. Er is dan ook geen sprake van bewijs dat door de gang van zaken buiten beschouwing zou moeten blijven, zoals eisers stellen.
10. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om te oordelen dat er sprake is geweest van een onrechtmatig onderzoek. De bevindingen uit het onderzoek mochten daarom aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd.
Schending inlichtingenplicht
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden. Bij de aanvraag hebben zij immers gesteld niet over vermogen of inkomen in het buitenland te beschikken. Blijkens het dossier is er gedurende de periode waarin eisers de AIO-aanvulling ontvingen door de Svb meerdere keren specifiek gevraagd of er sprake is van vermogen in het buitenland. Daarnaast zijn eisers actief geïnformeerd over hun plicht om dit te melden. Eisers hebben daarop structureel verklaard niet over vermogen of inkomen in het buitenland te beschikken. Aangezien uit onderzoek is gebleken dat zij hier wel over beschikken, is de schending van de inlichtingenplicht een gegeven. Voor zover er al twijfel bestaat over de vraag of de inlichtingenplicht of de medewerkingsplicht aan eisers is tegengeworpen in het primaire besluit, zoals de gemachtigde van eisers ter zitting heeft aangevoerd, laat het bestreden besluit hierover geen twijfel bestaan. De Svb werpt de schending van de inlichtingenplicht ten aanzien van het vermogen en inkomen in het buitenland tegen. Door deze schending is het recht op AIO-aanvulling niet (meer) vast te stellen.
12. De Svb heeft in beleidsregel SB1407 neergelegd dat de uitkering wordt ingetrokken met terugwerkende kracht van maximaal 10 jaar als de betrokkene grove schuld heeft aan het niet nakomen van de mededelingsplicht. Voor de uitleg van het begrip ‘grove schuld’ kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangesloten bij het Boetebesluit Socialezekerheidswetten. In artikel 2a, derde lid, van dit Boetebesluit staat dat de volgende criteria leiden tot grove schuld:
de betrokkene heeft bij herhaling geen of onjuiste informatie verstrekt, terwijl ten aanzien van deze overtredingen ten minste sprake is geweest van een normale verwijtbaarheid, of
er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich normale verwijtbaarheid opleveren, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot grove schuld.
In het geval van eisers is de eerste situatie aan de orde. Zoals blijkt uit overweging 11 hebben eisers bij herhaling verzuimd om melding te maken van het vermogen of inkomen in Turkije. Daarnaast heeft de Svb er terecht op gewezen dat uit het rapport van de Sociaal Attaché blijkt dat eisers in 2018, terwijl er onderzoek werd gedaan naar hun vermogen in het buitenland, onroerend goed van de hand hebben gedaan. Ook van die transacties hebben zij geen melding gemaakt. De Svb heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat dit niet slechts aangemerkt kan worden als verwijtbaar gedrag, maar dat sprake is van welbewuste laakbare handelingen en daarmee van grove schuld. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank de AIO-aanvulling terecht met 10 jaar terugwerkende kracht vanaf oktober 2021 ingetrokken.
13. Tegen de terugvordering hebben eisers geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd, zodat dit geen bespreking behoeft.