Op 2 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/1179, 24/1180 en 24/1181, waarin de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen de sluiting van hun woning en schuur heeft beoordeeld. De sluiting was opgelegd door de burgemeester van Breda op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd gesteld dat vanuit de woning verdovende middelen werden verhandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de sluiting, waaronder het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de schuur. Eiseressen voerden aan dat zij niet verantwoordelijk waren voor de aanwezigheid van de drugs, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de sluiting van de woning en schuur voor de duur van één maand rechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester bevoegd was om op te treden op basis van de Opiumwet en dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en veiligheid. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 januari 2025.