ECLI:NL:RBZWB:2023:5196
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning wegens drugshandel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die samen met haar moeder en zus in een woning aan [adres verzoekster] te [woonplaats verzoekster] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Breda om de woning en de schuur voor een maand te sluiten. Dit besluit volgde op de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de schuur, waaronder amfetamine, xtc, cocaïne en ketamine. De burgemeester heeft de sluiting opgelegd op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er een verband werd gelegd tussen de aangetroffen drugs en de woning.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen. De voorzieningenrechter overwoog dat de aangetroffen drugs in de schuur duiden op drugshandel en dat de burgemeester in zijn belangenafweging de persoonlijke omstandigheden van verzoekster voldoende had meegewogen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning en de schuur noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De burgemeester had bovendien de sluiting beperkt tot een maand, wat in dit geval als redelijk werd beschouwd.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting een ingrijpende maatregel is, maar dat de burgemeester niet verplicht is om zijn bevoegdheid te gebruiken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in dit geval terecht had besloten tot sluiting, gezien de ernst van de overtredingen en de impact op de omgeving. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.