In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 24 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2023 gegrond verklaard en een kostenvergoeding van € 672 toegekend. Belanghebbende is echter in beroep gegaan tegen de hoogte van deze kostenvergoeding. De rechtbank heeft op 13 december 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende zich afmeldde. De rechtbank concludeert dat belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding, gebaseerd op de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juli 2024. De rechtbank past de vergoeding per punt aan naar € 647, waardoor de totale kostenvergoeding in bezwaar uitkomt op € 1.346.
Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende verzocht om de betaling van de vergoedingen rechtstreeks aan hem te laten plaatsvinden, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om hierover te beslissen. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding en bevestigt de uitspraak op bezwaar voor het overige. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van bezwaar en de kosten in beroep aan belanghebbende, evenals het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.