In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. Het beroep betreft een boekenonderzoek dat door de inspecteur is ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting van belanghebbende. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen het conceptrapport boekenonderzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit rapport geen voor bezwaar vatbare beschikking is. Belanghebbende heeft meerdere verzoeken tot aanhouding en verdaging van de zitting ingediend, die door de rechtbank zijn afgewezen. Tijdens de zitting op 25 september 2024 heeft belanghebbende geen verweer gevoerd, en zijn wrakingsverzoeken zijn door de rechtbank gepasseerd. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van belanghebbende terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard en dat er geen schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft plaatsgevonden. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.