ECLI:NL:RBZWB:2024:7388
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten en vergoeding immateriële schade in belastingzaak
Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen de inspecteur van de belastingdienst en een belanghebbende uit Spanje, vertegenwoordigd door mr. F.A. Piek. De rechtbank beoordeelt de verzoeken van de belanghebbende om veroordeling van de inspecteur in de proceskosten, na de intrekking van haar beroepen tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 17 januari 2022. De belanghebbende trok haar beroepen in omdat de inspecteur op 15 december 2023 tegemoet was gekomen aan haar bezwaren, die betrekking hadden op belastingaanslagen voor loonbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting over verschillende tijdvakken.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om proceskostenveroordeling en doet zonder zitting uitspraak. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aan de belanghebbende tegemoet is gekomen en kent haar een proceskostenvergoeding toe van € 2.625, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld tot betaling van een vergoeding van immateriële schade van € 1.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep in beginsel twee jaar bedraagt, maar dat in dit geval bijna 39 maanden zijn verstreken.
De rechtbank bepaalt dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van rente indien de immateriële schadevergoeding en/of de proceskostenvergoeding niet tijdig wordt uitbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.