ECLI:NL:RBZWB:2024:6962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/860
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-uitkering door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van belanghebbende voor een Wajong-uitkering beoordeeld. De aanvraag was door het UWV op 12 april 2023 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 29 november 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en belanghebbende aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Belanghebbende, geboren in 1989, had in 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd laattijdig ingediend. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat hij niet duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. De rechtbank baseert haar oordeel op rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die hebben vastgesteld dat belanghebbende in staat is om een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is, mits er rekening wordt gehouden met zijn beperkingen.

De rechtbank wijst erop dat de aanvrager in geval van een laattijdige aanvraag de bewijslast draagt om aan te tonen dat hij op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De rechtbank concludeert dat het UWV de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/860 Wajong

uitspraak van 18 oktober 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam] ,in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [belanghebbende] , te [plaats] (belanghebbende),
gemachtigde: mr. R.S. Vriend,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van belanghebbende om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 12 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 november 2023 op het bezwaar van belanghebbende is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en belanghebbende. Namens het UWV was
[naam] aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Feiten
1. Belanghebbende, geboren in 1989, heeft in 2022 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
Met het besluit van 12 april 2023 heeft het UWV geweigerd om een Wajong-uitkering toe te kennen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medisch onderzoek
4. Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
4.1
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er sprake is van een zeer lichte verstandelijke beperking. Hierdoor is er behoefte aan eenvoudige taken met een duidelijke structuur. Belanghebbende heeft een wat langere inwerktijd nodig in verband met verminderde leerbaarheid. Ook moet rekening worden gehouden met beperkingen ten aanzien van lezen en schrijven, dit is alleen op basaal niveau mogelijk. Verder is de conflicthantering licht beperkt. Rekening houdend met deze beperkingen kan belanghebbende 1 uur aaneengesloten, gedurende 4 uur per dag werken aan een taak.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat belanghebbende in staat is te participeren. Hij is in staat om één uur aaneengesloten te werken zonder relevante bijsturingsnoodzaak. Verder is belanghebbende in staat om minimaal vier uur per dag aan een taak te werken, desnoods in blokken van twee maal twee uur.
Arbeidskundig onderzoek
5. Ook een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b hebben onderzoek gedaan.
5.1
De arbeidsdeskundige heeft gerapporteerd dat belanghebbende een taak kan verrichten als aan bepaalde voorwaarden in het werk is voldaan. Als rekening wordt gehouden met die voorwaarden beschikt belanghebbende over basale werknemersvaardigheden. Indien hij passend werk heeft in een passende werkomgeving en rekening houdend met een wat langere inwerktijd kan belanghebbende instructies begrijpen, onthouden en uitvoeren. Op basis van zijn werkervaring kan worden verondersteld dat hij hiertoe in staat is. Ook uit het onderzoek van de verzekeringsarts komen geen aanwijzingen naar voren waaruit opgemaakt kan worden dat belanghebbende niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. De arbeidsdeskundige vindt de taak ‘plaatsen van onderdelen op de printplaat (1701)’ een geschikte taak voor belanghebbende. Naast deze taak is ook de taak ‘dichtvouwen van deegwaren (1702)’ geschikt voor belanghebbende.
5.2
De arbeidsdeskundige b&b heeft gerapporteerd dat geen aanleiding bestaat af te wijken van het oordeel van de primaire arbeidsdeskundige.
Standpunt eiser
6. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzekeringsarts b&b de mogelijkheden van belanghebbende heeft overschat. De taken die belanghebbende in het dagelijks leven uitvoert, zijn alleen mogelijk doordat er veel hulpverlening is betrokken. Eiser is van mening dat belanghebbende niet 4 uur per dag kan werken. Ook kan hij geen uur aangesloten werken en geen taak uitvoeren. Uit zijn arbeidsverleden blijkt dat de basale werknemersvaardigheden van belanghebbende beperkt zijn. Ook de leerbaarheid van belanghebbende is zeer beperkt. Eiser heeft opgemerkt dat de taakomschrijving van de geduide taak niet is bijgevoegd zodat niet is na te gaan wat de specifieke taken zijn. Belanghebbende kan geen instructies begrijpen, onthouden en uitvoeren, zodat hij geen taak kan uitvoeren. Ook kan belanghebbende contacten met collega’s op de werkvloer niet hanteren.
Overwegingen rechtbank
7. Omdat belanghebbende zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering geruime tijd na zijn 18e verjaardag heeft ingediend, is sprake van een laattijdige aanvraag. In dat geval moet het UWV ook onderzoeken of belanghebbende binnen (de reeds verstreken periode van) vijf jaar na zijn 18e verjaardag (dan wel na zijn studie) alsnog jonggehandicapte is geworden. [1]
Volgens vaste rechtspraak draagt de aanvrager in geval van een laattijdige aanvraag de bewijslast om met objectieve medische gegevens aannemelijk te maken dat hij op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. [2]
8. Ingevolge artikel 1a:11, tweede lid, van de Wajong kan het recht op een Wajong-uitkering niet eerder ontstaan dan op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend. [3] Het UWV heeft daarom beoordeeld of er op de datum aanvraag sprake was van arbeidsvermogen. Ter zitting heeft het UWV toegelicht dat alleen als er op het moment van de aanvraag geen sprake is van arbeidsvermogen er nader onderzoek zal plaatsvinden naar de datum waarop belanghebbende 18 jaar is en de periode van 5 jaar daarna. Deze werkwijze is in overeenstemming met vaste rechtspraak. [4] Hoewel deze rechtspraak betrekking had op de Wajong 2010 ziet de rechtbank geen aanleiding om deze uitspraak niet ook van toepassing te achten op de Wajong 2015.
9. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft.
Het UWV moet daarom eerst beoordelen of belanghebbende voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- belanghebbende kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- belanghebbende beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- belanghebbende kan niet een uur aangesloten werken
- belanghebbende is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
Bij de beoordeling maakt het UWV gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld.
Kan belanghebbende één uur aaneengesloten werken?
10. Het UWV hanteert bij de beoordeling van het arbeidsvermogen het Compendium waarin over de voorwaarde van één uur aangesloten werken is vermeld dat dit ziet op het zelfstandig functioneren van de betrokkene in relatie tot de continuïteit van het arbeidsproces. Daarbij gaat het er uitsluitend om dat niet vaker dan één keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen als gevolg van beperkingen in aandacht, geheugen of stemming. De noodzaak om iemand bij te sturen is er als hij zelf niet kan onderkennen dat hij op enig moment niet adequaat functioneert en/of hij zichzelf daarin niet kan corrigeren. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder overwogen dat deze toelichting aansluit bij de bedoeling van de wetgever. [5] De eventuele noodzaak van voortdurend toezicht en/of intensieve begeleiding staat in beginsel niet in de weg aan het aannemen van arbeidsvermogen. [6]
11. Uit het dossier en wat ter zitting is besproken blijkt dat belanghebbende nagenoeg de hele week de zorg voor zijn zoontje heeft en dat hij zijn eigen huishouden, met enige hulp, zelfstandig kan verrichten. De ambulant begeleider komt eenmaal per week gedurende vier uur en is betrokken bij de bezoekregeling met de andere zoon van belanghebbende. Ter zitting is niet gebleken dat belanghebbende meer of andere zorg en begeleiding krijgt. Van belang is verder dat belanghebbende in het verleden diverse werkzaamheden heeft verricht. Er zijn geen aanwijzingen dat deze werkzaamheden zijn beëindigd omdat belanghebbende geen uur aaneengesloten kan werken. Eiser heeft ook geen begin van bewijs geleverd waaruit blijkt dat hij dit niet zou kunnen. De rechtbank kan de verzekeringsartsen dan ook volgen in hun stelling dat belanghebbende in staat is één uur aaneengesloten te werken. Dat de zoon van belanghebbende overdag naar school gaat, laat onverlet dat belanghebbende zelfstandig een groot deel van de dag de zorg voor zijn zoon heeft.
Is belanghebbende vier uur per dag belastbaar?
12. Ingevolge het Compendium gaat het hierbij om de vraag of de betrokkene
in totaal vier uur kan werken. Dat hoeft niet aaneengesloten te zijn. De verzekeringsarts moet beoordelen of binnen de 24-uurscyclus een zodanige recuperatie mogelijk is dat belanghebbende in totaal vier uur belastbaar is. [7]
13. Het is vaste rechtspraak dat het bij de vaststelling van het arbeidsvermogen gaat om de vraag of een verzekerde nog in staat is werkzaamheden te verrichten, indien die verzekerde geen huishoudelijke taken zou hebben. Voor zover de mogelijkheid om werkzaamheden te verrichten door deze huishoudelijke taken en de daarmee samenhangende belasting is beperkt, dient die beperking om werkzaamheden te verrichten aan de uitoefening van die huishoudelijke taak te worden toegeschreven en kan deze niet als een rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek worden beschouwd zoals de wet vereist. Hetzelfde geldt voor zorgtaken. Ook deze dienen buiten beschouwing te worden gelaten. [8]
14. Ter zitting heeft belanghebbende gesteld dat de zorg voor zijn zoon en de zorg voor het huishouden veel van hem vraagt. Het lukt hem dan niet om ook nog vier uur te werken. Gelet op de vaste rechtspraak zoals hiervoor overwogen, leidt deze stelling niet tot de conclusie dat belanghebbende niet vier uur per dag belastbaar is. Integendeel, uit het feit dat belanghebbende in staat is voor zijn zoon en het huishouden te zorgen volgt juist dat hij gedurende vier uur per dag belastbaar is. De hulp die belanghebbende hierbij krijgt is niet zodanig omvangrijk dat de rechtbank anders oordeelt.
Heeft belanghebbende basale werknemersvaardigheden?
15. Basale werknemersvaardigheden zijn vaardigheden die onmisbaar en essentieel zijn. Het gaat dan om het begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies en het nakomen van afspraken met de werkgever.
16. Gelet op de werkervaring van belanghebbende, heeft de rechtbank geen aanleiding om eraan te twijfelen dat belanghebbende basale werknemersvaardigheden heeft. Uit de verklaring van belanghebbende tegenover de arbeidsdeskundige blijkt ook niet dat de werkzaamheden zijn geëindigd omdat belanghebbende geen basale werknemersvaardigheden zou hebben. Ook uit het feit dat belanghebbende in staat is grotendeels zelfstandig voor zijn zoon te zorgen, volgt dat belanghebbende in staat is afspraken na te komen. Hij zal er immers voor moeten zorgen dat zijn zoon op tijd op school komt. Ook uit de overige stukken in het dossier blijkt niet dat belanghebbende geen basale werknemersvaardigheden heeft. Zo heeft de reclasseringsambtenaar in 2014 gerapporteerd dat belanghebbende zich goed houdt aan de gemaakte afspraken. Overigens wordt met het beperkte IQ van belanghebbende rekening gehouden door het UWV. Zowel de verzekeringsarts b&b als de arbeidsdeskundige b&b hebben immers als voorwaarde gesteld dat belanghebbende een langere inwerktijd nodig heeft. Daarmee is de beperkte leerbaarheid ondervangen. Nu eiser zijn stelling dat belanghebbende geen werknemersvaardigheden heeft niet nader heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat het UWV terecht heeft gesteld dat belanghebbende werknemersvaardigheden heeft.
Kan belanghebbende een taak verrichten?
17. De arbeidsdeskundige heeft twee taken geduid die voor belanghebbende geschikt zijn. Het gaat om de taak ‘plaatsen van onderdelen op een printplaat’ en ‘dichtvouwen van deegwaren’.
18. Eiser heeft ter zitting gesteld dat belanghebbende beide taken niet kan verrichten. Hij kan niet geconcentreerd en secuur werken en dat is wel vereist in de taak ‘plaatsen van onderdelen op een printplaat’. Bij de taak ‘dichtvouwen van deegwaren’ vindt hij het werktempo te hoog.
19. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen belanghebbende niet beperkt hebben voor secuur of geconcentreerd werken en of werktempo. De arbeidsdeskundigen hebben voldoende gemotiveerd waarom de taak van ‘plaatsen van onderdelen op een printplaat’ geschikt is voor belanghebbende. Ook de taak ‘dichtvouwen van deegwaren’ is eenvoudig van aard en niet kan worden ingezien waarom deze taak niet door belanghebbende zou kunnen worden uitgevoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende in staat is een taak te verrichten.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van A.J.M. van Hees, griffier, op 18 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b.na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, achtste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Artikel 1a:11, tweede lid
Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat op de dag waarop de aanvraag, bedoeld in dit artikel, werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt.
Schattingsbesluit
Artikel 1a, eerste lid
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Artikel 1a, tweede lid
Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.