In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 juni 2024, staat de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres centraal. Eiseres ontving sinds 29 april 2022 een bijstandsuitkering, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft deze per 1 augustus 2023 ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiseres een gezamenlijke huishouding voerde met de heer [naam], wat zij niet had gemeld aan het college. Het college vorderde ook een bedrag van € 1.035,18 terug, dat ten onrechte was verstrekt in augustus 2023.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 13 juni 2024 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft aangenomen dat eiseres en de heer [naam] in augustus 2023 hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden. De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is voor de gezamenlijke huishouding, onder andere door de frequentie van de aanwezigheid van de heer [naam] bij eiseres en de wederzijdse zorg die zij voor elkaar toonden.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door het college niet te informeren over de gezamenlijke huishouding. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, waardoor de besluiten van het college tot intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering in stand blijven. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.