ECLI:NL:RBZWB:2024:4239

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
BRE 22/322 en 23/3363
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen accijns van minerale oliën en voorraadheffing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen accijns van minerale oliën en voorraadheffing beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de rode diesel, geleverd aan een vennootschap waarvan hij enig aandeelhouder en bestuurder was, in Nederland voorhanden heeft gehad, waardoor hij accijns verschuldigd is. Het beroep in zaaknummer 23/3363 wordt ongegrond verklaard, terwijl het beroep in zaaknummer 22/322 niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat het procesbelang is komen te vervallen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd en dat de belastingrente correct is berekend. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden en dat de proceskosten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/322 en BRE 23/3363

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. M.C.J. Schoenmakers),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende betreffende de aan hem opgelegde naheffingsaanslagen accijns van minerale oliën en voorraadheffing van 23 december 2020 en 15 december 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de periode 2015 tot en met 2018 een naheffingsaanslag accijns van minerale oliën opgelegd van € 204.963 en een naheffingsaanslag voorraadheffing van € 3.374 (de eerste naheffingsaanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de eerste naheffingsaanslag heeft de inspecteur € 20.919 belastingrente in rekening gebracht (de eerste belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Tijdens de beroepsprocedure heeft de inspecteur de eerste naheffingsaanslag en eerste belastingrentebeschikking vernietigd.
1.4.
Vervolgens heeft de inspecteur een naheffingsaanslag accijns van minerale oliën van € 154.526 en een naheffingsaanslag voorraadheffing van € 2.538 over het tijdvak 2017 tot en met 2018 opgelegd (de tweede naheffingsaanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de tweede naheffingsaanslag heeft de inspecteur € 27.567 belastingrente in rekening gebracht (de tweede belastingrentebeschikking).
1.5.
Met instemming van de inspecteur heeft met betrekking tot de tweede naheffingsaanslag en tweede belastingrentebeschikking prorogatie plaatsgevonden.
1.6.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Belanghebbende en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
1.8.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank gaat eerst in op de vraag of het beroep tegen de eerste naheffingsaanslag en het beroep tegen de tweede naheffingsaanslag ontvankelijk zijn. Zo ja, dan beoordeelt de rechtbank of de inspecteur de naheffingsaanslag(en) terecht en niet te hoog heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep tegen de eerste naheffingsaanslag niet-ontvankelijk, omdat het procesbelang aan deze procedure is komen te vervallen.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep tegen de tweede naheffingsaanslag ontvankelijk. Verder heeft de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd.
2.3.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is enig aandeelhouder en tot 8 oktober 2018 tevens bestuurder van [B.V.] ( [B.V.] ). Belanghebbende heeft op 28 juni 2017 namens [B.V.] een huurovereenkomst gesloten voor het huren van de loods aan de [adres] in [plaats 2] (de loods). Voor de loods is geen vergunning voor een accijnsgoederenplaats verleend.
3.1.
Bij de Belastingdienst/Douane is op 21 november 2016 een telefonische tip binnengekomen dat belanghebbende gebruikmaakt van vrachtwagens die op rode diesel (minerale oliën waaraan herkenningsmiddelen zijn toegevoegd) rijden en dat belanghebbende rode diesel zou kopen in België en zou verkopen aan onder andere boeren en transportbedrijven in Nederland. Naar aanleiding daarvan is de Belastingdienst/Douane een onderzoek gestart met de naam ‘Red Oil’. Het proces-verbaal ‘Red Oil’ en het overzichtsproces-verbaal behoren tot de stukken van het geding.
3.2.
Tijdens het onderzoek heeft de inspecteur op grond van artikel 55 van de AWR informatie ontvangen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) over een eerder door hen ingesteld onderzoek. Daarbij zijn (foto’s van) facturen verstrekt van 20 leveringen in 2015 en 2016 van 'gasolie extra’ door bedrijven in België aan Nederlandse bedrijven die gerelateerd aan belanghebbende zouden zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat deze ‘gasolie extra’ rode diesel is.
3.3.
De politie heeft tijdens een controle op 27 november 2017 op het terrein achter de loods een aanhanger aangetroffen met daarin een opslagtank met een tankslang en pomp. Mede naar aanleiding daarvan heeft op 8 februari 2018 een controle en vervolgens doorzoeking plaatsgevonden bij de loods. Op het terrein van de loods en bij de loods zijn opslagtanks (IBC’s) aangetroffen met daarin (restanten van) rode diesel, tank/pompinstallaties en administratie met facturen van de levering van gasolie extra door bedrijven in België aan onder meer [B.V.] .
3.4.
Op 29 maart 2018 is belanghebbende samen met [naam 1] ( [naam 1] ) op heterdaad aangehouden door de politie terwijl zij rode diesel aan het overpompen waren vanuit een IBC op een aanhangwagen in een vrachtwagen.
3.5.
[naam 1] heeft in een verhoor door de politie het volgende verklaard dat:
- wanneer hij voor belanghebbende werkte, belanghebbende altijd voor diesel zorgde;
- het dan om rode diesel ging. Er zo veel geld bespaard kon worden, want rode diesel kost in België maar 60 cent;
- verschillende personen in opdracht van belanghebbende rode diesel zijn gaan halen in België;
- het halen ging met een truck met oplegger waarin 26 IBC’s stonden;
- [naam 1] in totaal zo'n 26 duizend liter rode diesel tankte;
- belanghebbende de rode diesel betaalde.
3.6.
[naam 1] heeft in een verhoor van de Belastingdienst/Douane onder meer het volgende verklaard:
- belanghebbende tankte de trekker af en zorgde er altijd voor dat er diesel in zat;
- de rode diesel komt uit België;
- belanghebbende ging de rode diesel zelf halen of hij regelde iemand die dat ging halen. Hij deed dat met de IBC’s;
- belanghebbende betaalde de rode diesel cash of via de bank;
- belanghebbende is de baas, dus die bepaalt. Het is belanghebbendes materiaal en zijn risico;
- belanghebbende regelde de brandstof of hij regelde contant geld of een pasje;
- belanghebbende tankt twee tot drie keer per week rode diesel;
- belanghebbende heeft verteld dat hij in België mensen benadert om diesel te kopen en dat hij dan zorgt dat hij eerst voorraad heeft voor zijn eigen bedrijf en wat hij overhoudt hij probeert te verkopen;
- dat [naam 1] ervan uitgaat dat de rode diesel aan boeren wordt verkocht en dat hij ook weleens van belanghebbende aan boeren moest leveren;
- dat [naam 1] weleens rode diesel vanuit België heeft vervoerd en ook iemand anders. Belanghebbende was altijd de opdrachtgever;
- de rode diesel uit België werd eerst in [plaats 3] gelost, voordat de loods in [plaats 2] werd gehuurd.
3.7.
In het overzichtsproces-verbaal zijn onder meer de volgende tapgesprekken opgenomen:

4.7 Tapverslagen
In de tapverslagen verkregen uit onderzoek "Tureluur" valt, ten aanzien van de aankoop en handel in diesel door [belanghebbende] , onder andere het volgende te lezen:
In een uitgewerkt tapverslag van 02 maart 2018 met sessienummer [nummer 1] , tussen [naam 2] (H) en [naam 3] (N) valt onder andere te lezen:
"N: moet nog iemand voor Belgie die wat ophaald, mooi klusje voor jou
H: Wat moet je doen dan
N: Dat ene spul ophalen, dat oranje, ranja
H: O wat je in vrachtauto flikkert, hoeveel dan
N: twee in 1 keer
H: Ik heb geen BE rijbewijs
N: Ik kan het niet doen, als je hier gepakt zou worden krijg je 200 300 boete, bij mij zijn ze even lastiger
H: Wil ik wel doen
N:Deze week aan de pomp tanken, krijg hartverzakking
H: Wil ik wel doen, kan dat morgen
N: Kan wel morgen, moet wel even kijken waar, bij [naam 4] ( [naam 4] )"
In een uitgewerkt tapverslag van 16 maart 2018 met sessienummer [nummer 2] , tussen [naam 3] en [naam 5] ( [naam 5] ) ( [naam 5] ) valt te lezen:
[naam 3] vraagt wat de prijs doet en of [naam 5] hem al heeft laten zakken.
[naam 5] zegt: toch wel een cent; 59
[naam 3] : Kijk dat klinkt alweer beter... dat praat alweer 100% makkelijker..100%...als het
maar zakt..dat vind ik al lekker
[naam 5] : Ja, er komt een dat dat het omdraait... 2x
[naam 3] : jajaja dat wou ik zeggen... die uh.. ik wou morgen x wat op komen halen als dat kan., wat heb je het liefste., dat ik het overboek of moet ik DIE JONGEN contant meegeven., wat heb je het liefst?
[naam 5] : geef maar geld mee., dat heb ik het liefst
[naam 3] : Hahaha hij houdt van geld
[naam 5] : Hoe laat ongeveer morgen?
[naam 3] : Weet ik niet., dat zat rond de middag denk ik., hij heeft de hele dag aan tijd die jongens., kan ik wel vroeg wag laten rijden
[naam 5] : Stuurt hem maar voor de middag als het kan
[naam 3] : Nouw dan zal ik dat proberen te organiseren
[naam 5] : Ja is goed..als het in de loop van de voormiddag
In een samengevat tapverslag van 16 maart 2018 met sessienummer [nummer 3] , tussen [naam 3] en [naam 6] valt te lezen:
[naam 3] vraagt of hij dadelijk met een bankpasje aan de pomp kan tanken. [naam 6] zegt dat de pomp dag en nacht open is. [naam 3] vraag of hij er dan gasolie heeft opzitten. [naam 6] : Dat is hetzelfde als pomp zes.
[naam 3] : Kun je dan volgende week wel een a4 formaat factuur van maken?
[naam 6] : Je krijgt die aan het eind van de maand een factuur. Alles wat je aan het tankstation tankt krijg je aan het eind van de maand.
(…)
In een uitgewerkt tapverslag van 19 maart 2018 met sessienummer [nummer 4] , tussen
[naam 3] en [naam 7] valt te lezen:
[naam 3] : (…) stond ik daar in Belgie bij [naam 5] weer de diesel op. Man man. Ja iedere keer, ja ik was snachts aan het tanken. Bij iedere 100 euro moest je weer apart weer dat ding er in steke (…) We moeten dat tanken even anders gaan aanpakken.”
3.8.
Op een verzoek om wederzijdse bijstand hebben de Belgische autoriteiten een overzicht verstrekt van leveringen van rode diesel door Belgische bedrijven aan onder meer [B.V.] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2018. Uit het overzicht volgt dat in het jaar 2017 in totaal 18 leveringen hebben plaatsgevonden van in totaal 237.932 liter. Voor de periode 1 januari 2018 tot en met 30 april 2018 zijn dit 7 leveringen van in totaal 79.441 liter.
3.9.
De inspecteur heeft op basis van de gegevens die zijn ontvangen van de Belgische autoriteiten aan belanghebbende de eerste naheffingsaanslag met belastingrente opgelegd.
3.10.
Nadat de inspecteur heeft aangekondigd dat hij de eerste naheffingsaanslag zou intrekken, heeft de inspecteur met dagtekening 15 december 2022 de tweede naheffingsaanslag met belastingrente opgelegd. De tweede naheffingsaanslag is berekend naar een hoeveelheid van 317.373 liter rode diesel, zijnde het totaal aantal liters dat volgens het overzicht van de Belgische autoriteiten in 2017 en 2018 is geleverd aan [B.V.] .
3.11.
Bij brief van 31 januari 2023 heeft de inspecteur de gemachtigde geïnformeerd dat de eerste naheffingsaanslag is ingetrokken en de tweede naheffingsaanslag is opgelegd. De gemachtigde heeft vervolgens namens belanghebbende op 16 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen de tweede naheffingsaanslag.
3.12.
Rechtbank Overijssel heeft in de strafzaak [1] tegen belanghebbende geoordeeld dat bewezen is verklaard dat 1) [B.V.] in de periode 5 april 2017 tot en met 10 april 2018 in Nederland opzettelijk een accijnsgoed voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns (WA) in de heffing was betrokken, omdat [B.V.] 237.932 liter (2017) en 79.441 liter (2018) gasolie extra, zijnde rode diesel, vanuit België voorhanden heeft gehad, aan welke gedraging belanghebbende feitelijk leiding heeft gegeven en 2) belanghebbende in de periode 5 januari 2018 tot en met 29 maart 2018 in Nederland opzettelijk rode diesel buiten een accijnsschorsingsregeling voorhanden heeft gehad.

Overwegingen

Is het beroep tegen de eerste naheffingsaanslag ontvankelijk?
4. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur, nadat beroep bij de rechtbank was ingesteld, aan belanghebbende tegemoet is gekomen door de eerste naheffingsaanslag en de eerste belastingrentebeschikking te vernietigen. Deze beroepszaak kan belanghebbende daarom niet meer in een gunstiger positie brengen. Dit betekent dat er geen procesbelang meer is.
4.1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk. [2] In de omstandigheid dat de inspecteur geheel aan belanghebbende tegemoet is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de inspecteur in de zaak met zaaknummer 22/322 het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden en de inspecteur te voordelen tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. [3]
Is het beroep tegen de tweede naheffingsaanslag ontvankelijk?
5. De tweede naheffingsaanslag is gedagtekend op 15 december 2022 en belanghebbende heeft op 16 februari 2023 daartegen bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift, dat door de prorogatie als beroepschrift wordt aangemerkt, is niet binnen de termijn van zes weken, en dus niet tijdig, ingediend. [4] Dit betekent dat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dat is alleen anders als “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel als de termijnoverschrijding verschoonbaar is. [5] De inspecteur heeft verklaard dat hij van mening is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij de gemachtigde pas op 30 januari 2023, dus na het einde van de bezwaartermijn, op de hoogte heeft gesteld van de tweede naheffingsaanslag. De rechtbank volgt de inspecteur in dat standpunt. Dit betekent dat het beroep ontvankelijk is. De rechtbank zal daarom de juistheid van de tweede naheffingsaanslag inhoudelijk beoordelen.
Zijn alle stukken van het geding overgelegd?
6. Op verzoek van de inspecteur wordt een aantal stukken die de inspecteur heeft overgelegd in de zaak over de eerste naheffingsaanslag (zaaknummer BRE 22/322) tevens geacht te zijn gevoegd in de zaak over de tweede naheffingsaanslag (zaaknummer BRE 23/3363). Het betreft de bijlagen bij het verweerschrift in die zaak en ongeschoonde versies van de twee processen-verbaal waarin de bevindingen van de Belastingdienst/Douane zijn neergelegd (zie 3.1). De rechtbank gaat ervan uit dat daarmee alle stukken van het geding zijn overgelegd.
Is de tweede naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
6.1.
Op grond van de WA is het niet toegestaan minerale oliën die zijn voorzien van voorgeschreven herkenningsmiddelen, waaronder rode diesel, buiten een accijnsschorsingsregeling of een douaneschorsingsregeling voorhanden te hebben anders dan de in de wet genoemde uitzonderingssituaties [6] . De rechtbank is van oordeel, en tussen partijen is ook niet in geschil, dat ten aanzien van de leveringen van ‘gasolie extra’ van de Belgische bedrijven geen van de uitzonderingssituaties [7] zich voordoet.
6.2.
Het in strijd met de wettelijke bepalingen voorhanden hebben, opslaan of gebruiken van rode diesel wordt aangemerkt als uitslag tot verbruik ter zake waarvan accijns wordt verschuldigd. [8] De inspecteur heeft de bewijslast dat belanghebbende de rode diesel in strijd met wettelijke bepalingen voorhanden heeft gehad. De inspecteur stelt dat belanghebbende de rode diesel die in de jaren 2017 en 2018 aan [B.V.] is geleverd in Nederland voorhanden heeft gehad en daarom daarover accijns is verschuldigd. De inspecteur is daarbij uitgegaan van het aantal liters rode diesel die staan vermeld in het overzicht van de Belgische autoriteiten. De tweede naheffingsaanslag ziet alleen op de leveringen in 2017 en 2018 en niet op de leveringen in 2015 en 2016.
6.3.
De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende de rode diesel voorhanden heeft gehad. De leveringen vanuit België aan [B.V.] volgen uit het overzicht van de Belgische autoriteiten en de in het dossier aanwezige facturen. Op veel van die facturen staat ‘afgehaald [datum]’. Belanghebbende was op dat moment enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V.] . Uit de tapgesprekken, de verklaringen van [naam 1] en de overige bevindingen van de Belastingdienst/Douane volgt dat belanghebbende ook degene is die via zijn contacten in België de inkoop en leveringen regelde, die de rode diesel in België heeft opgehaald en naar Nederland heeft vervoerd, dan wel iemand anders op zijn verzoek dat heeft laten doen, en die vervolgens de rode diesel in Nederland voorhanden heeft gehad om te gebruiken of te verkopen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat bij de doorzoeking op 8 februari 2018 op het terrein van de loods en bij de loods IBC’s zijn aangetroffen met daarin (restanten van) rode diesel en dat belanghebbende degene was die rode diesel aan het overpompen was toen hij op 29 maart 2018 is aangehouden door de politie. Voorgaand oordeel is in overeenstemming met de uitspraak van de strafrechter in de strafzaak tegen belanghebbende.
6.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de tweede naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.
Is de tweede belastingrentebeschikking terecht en tot het juiste bedrag gegeven?
7. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. De rechtbank ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de berekening van de belastingrente. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de tweede belastingrentebeschikking te matigen of te vernietigen vanwege de tijd die de inspecteur heeft genomen voordat de tweede naheffingsaanslag is opgelegd. De tweede naheffingsaanslag is binnen de wettelijke termijn opgelegd en uit de feiten en omstandigheden volgt niet dat het handelen van de inspecteur in strijd is met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur op grond waarvan de belastingrente zou moeten worden gematigd. De tweede belastingrentebeschikking blijft daarom in stand.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep tegen de eerste naheffingsaanslag is niet-ontvankelijk. De inspecteur moet het griffierecht in deze zaak aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
8.1.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 310. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond en een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.495.
8.2.
Het beroep tegen de tweede naheffingsaanslag is ongegrond. Dat betekent dat de tweede naheffingsaanslag en de tweede belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht in deze zaak niet terug. Hij krijgt in deze zaak ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
In de zaak met zaaknummer BRE 22/322:
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de eerste naheffingsaanslag en de eerste belastingrentebeschikking niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.495 aan proceskosten aan belanghebbende.
In de zaak met zaaknummer BRE 23/3363:
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, voorzitter, en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. drs. C.W.M.M. Verkoijen, leden, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [9]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel 17 augustus 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:3249.
2.Vgl. Hoge Raad 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0655.
3.Vgl. Hoge Raad 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5988 en Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.
4.Artikelen 6:7, 6:8 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Artikel 6:11 van de Awb.
6.Artikel 91, tweede lid, van de WA.
7.Artikel 92d van de WA.
8.Artikel 1 van de WA en 2, vierde lid, van de WA.
9.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.