ECLI:NL:HR:2012:BV0655
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een inwoner van België, had over het jaar 2004 een navorderingsaanslag ontvangen. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar door de Rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende ging in verzet tegen deze uitspraak, maar ook dit verzet werd ongegrond verklaard door de Rechtbank. Hierop heeft de belanghebbende beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur door de vernietiging van de navorderingsaanslag volledig tegemoet was gekomen aan de klachten van de belanghebbende. Hierdoor was er geen procesbelang meer, en kon de procedure niet leiden tot een gunstiger resultaat voor de belanghebbende. De Hoge Raad benadrukte dat indien de Inspecteur tijdens een procedure aan de klachten van de belanghebbende tegemoetkomt, er geen geschil meer bestaat en de belastingrechter dient over te gaan tot niet-ontvankelijkverklaring.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor niet-ontvankelijkheid in belastingzaken verduidelijkt, vooral in situaties waarin de Inspecteur de navorderingsaanslag intrekt. De uitspraak bevestigt dat een belanghebbende geen procesbelang meer heeft als de Inspecteur volledig tegemoetkomt aan zijn klachten, en dat dit ook geldt voor rechtsvorderingen die zijn gebaseerd op het gemeenschapsrecht.