ECLI:NL:RBZWB:2024:2735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
23-9652
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht en op geld waardeerbare werkzaamheden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, dat op 3 augustus 2023 is genomen. Dit besluit betreft de intrekking, herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres, die sinds 18 november 2016 een uitkering ontving. De rechtbank behandelt de bezwaren van eiseres tegen eerdere besluiten van het college van 7 en 15 februari 2023, waarbij het college de bijstandsuitkering herzien en teruggevorderd heeft. Eiseres stelt dat zij geen op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, maar enkel taarten heeft gebakken als hobby. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat het bakken van taarten als op geld waardeerbare werkzaamheden moet worden aangemerkt, ongeacht de intentie van eiseres. De rechtbank oordeelt dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door het college niet te informeren over haar activiteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de besluiten van het college in stand blijven. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder

(gemachtigde: mr. N.C.J.P. Melsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 3 augustus 2023 tot intrekking, herziening en terugvordering van haar bijstandsuitkering. Met dit besluit heeft het college de bezwaren van eiseres tegen zijn besluiten van 7 februari 2023 en 15 februari 2023 behandeld. Het college heeft het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college heeft zijn besluit van 7 februari 2023 herzien. Het college heeft zijn besluit van 15 februari 2023 in stand gelaten.
1.1.
Het college heeft op het beroepschrift gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden

2. Eiseres ontving sinds 18 november 2016 een bijstandsuitkering naar de alleenstaande oudernorm. De afdeling Toezicht Sociaal Domein van de gemeente Tilburg heeft onderzoek verricht naar het recht op bijstand van eiseres. Uit internetonderzoek is gebleken dat eiseres gepersonaliseerde taarten heeft gebakken en op sociale media honderden foto’s van deze taarten heeft geplaatst. Tijdens een gesprek op 25 november 2022 heeft eiseres tegenover toezichthouders verklaard dat taarten bakken haar hobby is en dat zij daarmee geen geld heeft verdiend. Aansluitend op dit gesprek heeft een huisbezoek plaatsgevonden. In de woonkamer van eiseres troffen de toezichthouders een rek met vier planken aan, met daarop 22 plastic bakken met bakproducten (zoals vormen, toppers, strooisels, bakmixen, spuitzakken en kleur- en smaakstoffen). Het college heeft eiseres op 8 december 2022 een brief gestuurd waarin het college het bakken van taarten als op geld waardeerbare arbeid heeft aangemerkt. Het college heeft eiseres in de gelegenheid gesteld een deugdelijke en verifieerbare administratie te overleggen van de taarten die zij gemaakt en verkocht had en zichtbaar waren op haar profielen op sociale media (Instagram en Facebook). Eiseres heeft diverse bewijsstukken overgelegd, zoals bankafschriften over de periode van 1 december 2017 tot en met 25 november 2022 en schermafbeeldingen van aankopen van bakproducten via internet. Het college heeft vervolgens schattenderwijs de (potentiële) inkomsten van eiseres vastgesteld.
2.1.
Met zijn besluit van 7 februari 2023 heeft het college het recht van eiseres op bijstand herzien over de periode 15 december 2017 tot en met 25 november 2022. Met zijn besluit van 15 februari 2023 heeft het college de volgens hem te veel verstrekte bijstand van € 17.563,71 teruggevorderd. In bezwaar heeft het college het besluit van 7 februari 2023 herzien en het besluit van 15 februari 2023 in stand gelaten. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij van mening is dat zij geen op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Eiseres stelt dat zij enkel bij wijze van hobby taarten heeft gebakken en deze gratis, dan wel tegen kostprijs, aan familie en vrienden heeft gegeven. Eiseres is van mening dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden, omdat het hobbymatig bakken van taarten volgens haar geen invloed had op haar recht op bijstand. Eiseres stelt ook dat zij alle relevante bankafschriften heeft overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college van 3 augustus 2023, waarmee het college het bezwaar tegen zijn besluit van 7 februari 2023 gedeeltelijk gegrond heeft verklaard en het bezwaar tegen zijn besluit van 15 februari 2023 ongegrond heeft verklaard. Het college heeft de terugvordering van een bedrag van € 17.563,71 aan teveel verleende bijstand in stand gelaten. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Omvang van het geschil

5. Partijen verschillen van mening over de vraag of het bakken van taarten door eiseres op geld waardeerbare werkzaamheden zijn en of er sprake is van een schending van de inlichtingenplicht. Partijen verschillen ook van mening over de vraag of het college de bijstandsuitkering van eiseres terecht heeft ingetrokken en herzien en vervolgens terecht tot terugvordering van de teveel aan eiseres verleende bijstand heeft besloten.
Wat is het (wettelijk) kader?
6. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege. [1] Voor het recht op bijstand geldt een inlichtingenplicht, die inhoudt dat een belanghebbende aan het college mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op bijstand. [2]
In het geval dat de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk wordt nagekomen, herziet het college een besluit tot toekenning van het recht op bijstand of trekt dat recht in. [3] Het college is daarbij gehouden te bezien of het schattenderwijs vaststellen van het recht op bijstand mogelijk is. [4] Het college kan de kosten van bijstand terugvorderen voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht. [5]
Heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden?
7. De rechtbank stelt vast dat het college een uitgebreid internetonderzoek heeft verricht in 2022. Uit dit onderzoek is gebleken dat eiseres met verschillende accounts actief was op Instagram (profielnaam: [accountnaam 1]) en Facebook (profielnaam: [accountnaam 2]). Via deze accounts toonde zij taarten die zij had gemaakt. De foto’s van de gepersonaliseerde taarten tonen aan dat eiseres voor veel verschillende personen en gelegenheden taarten heeft gebakken. Uit het onderzoek is gebleken dat eiseres 276 unieke foto’s van taarten op haar Instagramaccount en in totaal 450 foto’s op haar Facebookaccount heeft geplaatst. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat er overlap tussen beide accounts zit, omdat wat zij op Facebook plaatst, ook op Instagram wordt geplaatst. Naar aanleiding van het internetonderzoek heeft eiseres in het gesprek met de toezichthouders verklaard dat zij inderdaad taarten bakte.
De rechtbank is van oordeel dat het bakken van taarten aangemerkt moet worden als op geld waardeerbare werkzaamheden. Dat eiseres geen geld heeft gevraagd voor en heeft verdiend met het bakken van deze taarten, zoals zij heeft gesteld, verandert dit oordeel niet. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), is niet van belang met welke intentie de werkzaamheden zijn verricht. [6] Onderscheid tussen bedrijfsmatige en hobbymatige activiteiten is voor de bijstand geen relevant onderscheid, indien uit die activiteiten inkomsten worden ontvangen of kunnen worden ontvangen. [7] De verklaringen van familie en vrienden die eiseres heeft overgelegd, veranderen het oordeel van de rechtbank daarom ook niet. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat het college onderscheid had moeten maken tussen het bakken van taarten voor familie en vrienden die voor de taarten hebben betaald dan wel hebben kunnen betalen en familie en vrienden die dat niet konden. Dit standpunt volgt de rechtbank niet, omdat het niet gaat om de vraag of de ontvangers hadden kunnen betalen voor de taarten, maar om de vraag of de arbeid (het bakken van taarten) in het maatschappelijk verkeer een economische waarde vertegenwoordigt. Met andere woorden is de vraag of in het maatschappelijk verkeer een tegenprestatie kan worden bedongen voor (het bakken van) gepersonaliseerde taarten. [8] De rechtbank is van oordeel dat dat zo is.
Bij het oordeel van de rechtbank dat het bakken van taarten in het geval van eiseres als op geld waardeerbare werkzaamheden moet worden aangemerkt, betrekt de rechtbank daarnaast de aard, duur, omvang en het terugkerend karakter van het bakken. [9] Zo is vast komen te staan dat eiseres jarenlang in het merendeel van de maanden taarten heeft gebakken. Veel van de taarten die eiseres heeft gebakken waren gepersonaliseerd. Tijdens het huisbezoek hebben de toezichthouders in de woonkamer van eiseres een rek met vele bakbenodigdheden aangetroffen, waaraan in r.o. 2. al werd gerefereerd.
De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeksbevindingen een toereikende grondslag bieden voor het college om te kunnen concluderen dat eiseres op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht met het bakken van taarten. Dit betekent ook dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, omdat zij had moeten weten dat het bakken van taarten onder feiten en omstandigheden valt waarvan haar redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat dat van invloed kon zijn op haar recht op bijstand. Eiseres had mededeling moeten doen van het bakken van taarten, maar heeft dit niet gedaan.
Heeft het college het recht op bijstand terecht ingetrokken en herzien?
8. Het college heeft op grond van de door hem geconstateerde schending van de inlichtingenplicht het recht van eiseres op bijstand ingetrokken over de periode van 15 december 2017 tot en met 31 maart 2018 en herzien over de periode van 1 april 2018 tot en met 25 november 2022. Op grond van de wet en naar vaste rechtspraak van de CRvB is dat mogelijk: schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor het herzien of het intrekken van bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. [10] Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval dat wel aan de inlichtingenplicht zou zijn voldaan over de betreffende periode recht op (aanvullende) bijstand bestond. Indien ondanks de schending van de inlichtingenverplichting het recht op bijstand toch kan worden vastgesteld, dient het college daartoe over te gaan. [11] Daarbij dient het college ook te bekijken of het mogelijk is om schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag in ieder geval wel recht op bijstand zou bestaan, op basis van de vaststaande feiten en omstandigheden.
8.1.
De rechtbank maakt onderscheid in de twee periodes waarop het bestreden besluit ziet: de periode van 15 december 2017 tot en met 31 maart 2018 (waarover de bijstand is ingetrokken) en de periode van 1 april 2018 tot en met 25 november 2022 (waarover de bijstand is herzien).
8.1.1.
Ten aanzien van de eerste periode heeft het college overwogen het recht op bijstand in te trekken, gelet op de foto’s van 38 taarten die eiseres op 24 maart 2018 op haar Facebookaccount heeft geplaatst en waarvan het college in de vooronderstelling is dat eiseres deze taarten heeft gemaakt gedurende de periode waarop het besluit ziet. Omdat eiseres de eerste taart op Facebook heeft geplaatst op 15 december 2017, heeft het college deze datum als ingangsdatum van de periode gehanteerd. De rechtbank overweegt dat, omdat vaststaat dat de inlichtingenplicht is geschonden, het college gehouden was om te bezien of het recht op bijstand schattenderwijs vast te stellen was. Om het recht schattenderwijs vast te stellen, heeft het college eiseres verzocht een verifieerbare boekhouding te overleggen. Omdat eiseres dit niet heeft gedaan en niet duidelijk is geworden wanneer zij welke en hoeveel taarten heeft gebakken, heeft het college naar oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat er geen c.q. te weinig aanknopingspunten waren om het recht op bijstand over deze periode vast te stellen. Dit betekent dat het college gehouden was het recht op bijstand over deze periode in te trekken.
8.1.2.
Ten aanzien van de tweede periode heeft het college overwogen het recht op bijstand te herzien aan de hand van de door de toezichthouder opgestelde Excel-lijst van op sociale media geplaatste taarten per maand, vermenigvuldigd met de gemiddelde kostprijs van een taart van € 45,- die eiseres in het gesprek met de toezichthouders heeft genoemd. De rechtbank is van oordeel dat het college aan de hand van de Excel-lijst voldoende duidelijk heeft gemaakt op basis waarvan het heeft besloten om het recht op bijstand van eiseres te herzien, omdat aan de hand van de lijst duidelijk is gemaakt hoeveel taarten er per maand op sociale media zijn geplaatst. De stelling van eiseres dat ze de taarten niet telkens in dezelfde maand op haar sociale media heeft geplaatst als waarin ze de taart heeft gebakken, volgt de rechtbank niet, nu eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd en het op de weg van eiseres lag om dit aan te tonen aan de hand van een verifieerbare administratie. Dat eiseres geen administratie heeft bijgehouden omdat zij vond en vindt dat er sprake is van een hobby, komt voor haar eigen rekening. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat de taarten gedurende de jaren duurder zijn geworden door stijgende kosten, wat maakt dat de inschatting van
€ 45,- die eiseres in 2022 gaf volgens haar niet opgaat voor de taarten die zij in de jaren daaraan voorafgaand heeft gemaakt. Eiseres heeft deze stelling niet onderbouwd. Datzelfde geldt voor de stelling dat eiseres voor de taarten waarvoor zij de kostprijs ontving niet de gehele kostprijs vroeg, maar slechts de kostprijs van (bijzondere) toevoegingen, zoals een topper. De rechtbank is van oordeel dat het college juist maatwerk heeft geleverd door, aan de hand van de door eiseres gegeven kostprijs en de inventarisatie op basis van het internetonderzoek, schattenderwijs vast te stellen wat het recht op bijstand van eiseres was. Omdat dat bedrag door de verkoop van taarten lager lag dan het bedrag dat eiseres gedurende die maanden aan bijstand had ontvangen, was het college gehouden de bijstandsuitkering over deze periode te herzien.
Heeft het college terecht besloten om de verleende bijstandsuitkering terug te vorderen?
9. Omdat vaststaat dat het college het recht van eiseres op bijstand terecht heeft ingetrokken en herzien over de genoemde periodes, blijft de vraag over of het college terecht heeft besloten het teveel aan verleende bijstand over de periode van 15 december 2017 tot en met 25 november 2022 bruto terug te vorderen. Op grond van de schending van de inlichtingenplicht en het geschatte recht op bijstand, was het college bevoegd en gehouden om de teveel verleende bijstandsuitkering terug te vorderen op basis van artikel 58, eerste lid van de PW. Eiseres heeft geen dringende redenen aangevoerd, [12] wat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het college terecht heeft besloten om niet geheel of gedeeltelijk van terugvordering van de kosten van de verleende bijstandsuitkering af te zien. Tegen de berekening van de hoogte van de terugvordering zijn ook geen beroepsgronden gericht.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiseres niets verandert. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.A. Vermunt, griffier, op 17 april 2024 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet (PW)
Artikel 11, eerste lid van de PW
1.
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17, eerste lid van de PW
1.
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 54, derde lid van de PW
3
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, eerste, tweede lid, onder a en achtste lid van de PW
1.
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
8
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Zie artikel 11, eerste lid van de Participatiewet (PW).
2.Zie artikel 17, eerste lid van de PW.
3.Zie artikel 54, derde lid van de PW.
4.Zie CRvB 27 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT5852.
5.Zie artikel 58, eerste lid van de PW.
6.Zie CRvB 1 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:213.
7.Zie bijvoorbeeld CRvB 8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5334, CRvB 4 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:310 en CRvB 2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1758.
8.Zie bijvoorbeeld CRvB 3 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1025.
9.Zie bijvoorbeeld CRvB 21 juni 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT8530 en CRvB 3 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1025.
10.Zie artikel 54, derde lid, eerste volzin van de PW en CRvB 16 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:133.
11.Zie CRvB 20 september 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB6243.
12.Zie artikel 58, achtste lid van de PW.