ECLI:NL:RBZWB:2023:9148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3770
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering omgevingsvergunning voor verbouwing en uitbreiding van pand naar appartementen en kantoorruimte

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 12 juni 2023, waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg de omgevingsvergunning voor de verbouwing en uitbreiding van een pand aan de [adres] te [plaats 2] naar vijf appartementen en kantoorruimte heeft geweigerd. Eiseres had op 17 oktober 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar deze werd bij besluit van 13 februari 2023 geweigerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in het bestreden besluit. Eiseres heeft vervolgens op 19 juli 2023 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter op 4 augustus 2023 werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

De rechtbank heeft op 23 november 2023 de zaak behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat het college niet bevoegd was om de omgevingsvergunning te weigeren, omdat deze volgens haar van rechtswege was verkregen. Subsidiair stelde zij dat de weigering op onjuiste gronden was gebaseerd, onder andere omdat er geen strijd met het Bouwbesluit 2012 zou zijn en dat er geen aanlegvergunning vereist was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat de overeenkomst met de eigenaar van het pand inmiddels was ontbonden, waardoor er geen zicht meer was op de verwezenlijking van het project.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de weigering van de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers op 18 december 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3770

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres,

(gemachtigde: mr. T.P.M. Kouwenaar),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 12 juni 2023 (bestreden besluit) over het weigeren van een omgevingsvergunning voor het verbouwen en uitbreiden van het pand aan de [adres] te [plaats 2] naar vijf appartementen en kantoorruimte.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren [naam] en haar gemachtigde aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.C.J.M. Willemse.

Beoordeling door de rechtbank

1. Wat zijn de feiten?

Eiseres is voornemens om het pand aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: het pand) te verbouwen naar vijf appartementen en kantoorruimte. Op 17 oktober 2022 heeft eiseres daar een omgevingsvergunning voor aangevraagd.
Bij besluit van 13 februari 2023 (primair besluit) heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
Eiseres heeft daar op 27 februari 2023 bezwaar tegen gemaakt. In datzelfde bezwaarschrift heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de aangevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is verkregen.
Bij bestreden besluit heeft het college dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daar op 19 juli 2023 beroep tegen ingesteld. Eiseres heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening. De
voorzieningenrechter heeft dat verzoek in een uitspraak van 4 augustus 2023 [1] afgewezen, vanwege het ontbreken van voldoende spoedeisend belang.

2. Welke gronden heeft eiseres aangevoerd?

Eiseres heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd. Zij stelt primair dat het college niet bevoegd was om de aangevraagde omgevingsvergunning te weigeren, omdat de omgevingsvergunning al van rechtswege was gegeven. Subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning op onjuiste gronden heeft geweigerd, omdat geen sprake is van strijd met het Bouwbesluit 2012, omdat geen aanlegvergunning is vereist en omdat geen sprake is van verschillende door het college gestelde strijdigheden met het planologisch regime dan wel dat daarvoor toestemming kon worden verleend door middel van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

3. Heeft eiseres procesbelang?

3.1
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet eerst worden beoordeeld of eiseres procesbelang heeft. Verweerder heeft dat procesbelang betwist.
3.2
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure is komen te vervallen. In dat geval is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [2]
3.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Eiseres was met de eigenaar van het pand overeengekomen dat eiseres deze ontwikkeling zou verwezenlijken. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat die overeenkomst inmiddels is ontbonden. Gelet daarop bestaat geen zicht meer op verwezenlijking van het project waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank kan procesbelang ook niet worden gevonden in schade die eiseres stelt te hebben geleden en een eventueel verzoek op grond van titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien iemand stelt dat hij schade heeft geleden en tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij die schade daadwerkelijk en als gevolg van het in geding zijnde besluit heeft geleden, heeft diegene in beginsel ook belang bij inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. [3] Bij brief van 10 oktober 2023 heeft eiseres een overzicht met bewijsstukken overgelegd van de door haar geleden schade als gevolg van het weigeren van de omgevingsvergunning. Het overgrote deel van de kosten op dat overzicht (o.a. kosten voor juridisch advies, verschillende bodemonderzoeken, een toetsing aan het bouwbesluit, het opstellen bouwtekeningen, leges en een ecologische scan) zijn gekoppeld aan het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning en kunnen daarom niet worden aangemerkt als schade die eiseres heeft geleden als gevolg van de weigering van de omgevingsvergunning. De overige door eiseres genoemde schadeposten zijn kosten voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep. Meer specifiek zien die kosten op het betalen van griffierecht en het honorarium van de gemachtigde. In jurisprudentie wordt aangenomen dat kosten voor betaald griffierecht niet onder het bereik vallen van titel 8.4, omdat artikel 8:74 van de Awb daarvoor een bijzondere regeling treft. Omdat artikel 8:75 van de Awb een exclusieve regeling geeft voor de vergoeding van in de bezwaar- en beroepsfase gemaakte proceskosten, kan op basis van titel 8.4 evenmin een vergoeding van deze kosten worden gevorderd, ook niet voor zover het proceskosten betreft die niet op grond van artikel 8:75 van de Awb worden vergoed of de vergoeding op grond van die bepaling te boven gaan zoals wettelijke rente over die vergoeding. [4] Ter zitting heeft eiseres daaraan toegevoegd dat zij ook winstverlies heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit. Eiseres heeft echter niet met objectieve en verifieerbare bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat zij die schade daadwerkelijk en als gevolg van het in geding zijnde besluit heeft geleden.
3.4
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Vzr Rb. Zeeland-West-Brabant 4 augustus 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5522.
2.ABRvS 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2301, r.o. 6.
3.ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4040, r.o. 2.1 en ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4059, r.o. 4.3.
4.ABRvS 1 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH9255, ABRvS 17 oktober 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB5817, r.o. 2.5.2; Rb. Oost-Brabant 2 november 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5749, r.o. 11; Rb. Gelderland 3 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:1808, r.o. 5.