ECLI:NL:RBZWB:2023:8933
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 2.098, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van belanghebbende, die stelt dat de door hem bepleite herleidingsmethode moet worden toegepast en dat er rekening gehouden moet worden met een waardevermindering wegens schade aan zijn voertuig, een Mercedes-Benz GLC-klasse.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Wel heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met drie maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe, die voor rekening komt van de Minister van Justitie en Veiligheid. Daarnaast wordt de Minister veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 209,25 en het griffierecht van € 184 aan belanghebbende.
De rechtbank wijst erop dat de beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode niet slagen en dat de schade die hij stelt niet meer is dan normale gebruiksschade. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Hoge Raad ter onderbouwing van haar oordeel. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.