ECLI:NL:RBZWB:2023:8722
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het dagloon voor WIA-uitkering in verband met detentie
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn dagloon voor de WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.L. Ross, heeft een WIA-uitkering aangevraagd die door het UWV is vastgesteld op € 1.034,33 bruto per maand, met een dagloon van € 68,48. Eiser betwist de hoogte van het dagloon en stelt dat er geen rekening is gehouden met zijn detentieperiode, wat volgens hem leidt tot een onredelijke afspiegeling van zijn welvaartsniveau. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die onder andere aanvoert dat zijn detentie gelijkgesteld moet worden aan onbetaald verlof, en dat de berekening van het dagloon door het UWV niet in lijn is met de wetgeving.
De rechtbank concludeert dat het UWV de berekening van het dagloon correct heeft uitgevoerd volgens de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank wijst erop dat de Wet WIA en het Dagloonbesluit geen ruimte bieden voor afwijkingen in de berekening van het dagloon in het geval van detentie. Eiser heeft geen recht op een hogere uitkering, omdat de wetgeving geen uitzonderingen maakt voor situaties zoals die van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.