Uitspraak
18.5453 WW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
het dagloon is vastgesteld op € 85,35;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, werkzaam als verzorgende, had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet aangevraagd, waarbij het dagloon door het Uwv was vastgesteld op € 85,35. Appellante stelde dat dit bedrag onjuist was, omdat zij in verband met verlof minder loon had ontvangen en dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met haar opgebouwde vakantietoeslag. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het Uwv had in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank bestreden.
De Raad oordeelde dat er wel degelijk sprake was van verlof, zoals gedefinieerd in het Dagloonbesluit, omdat er een overeenkomst tussen appellante en haar werkgever bestond over het opnemen van vakantie. Dit betekende dat het loon in de aangiftetijdvakken van 10 oktober 2016 tot en met 4 december 2016 op basis van het eerder genoten loon van € 2028,20 moest worden vastgesteld. Daarnaast oordeelde de Raad dat het Uwv ten onrechte de opgebouwde vakantietoeslag niet had meegenomen in de berekening van het dagloon. De Raad stelde het dagloon vast op € 94,05 en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze het dagloon op € 85,35 had vastgesteld. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 534,- werden begroot.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen werkgever en werknemer over verlof en de gevolgen daarvan voor de berekening van het dagloon. De Raad heeft de uitspraak openbaar gedaan en de beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.