ECLI:NL:RBZWB:2023:7637

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
BRE - 22 _ 3713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het btw-tarief op de levering van magische truffels

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelde het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 juni 2022, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening van omzetbelasting op aangifte over november 2020 ongegrond werd verklaard. Belanghebbende had op 23 december 2020 een bedrag van € 12.688 aan omzetbelasting voldaan en stelde dat de levering van magische truffels onder het verlaagde btw-tarief viel. De rechtbank oordeelde dat de levering van magische truffels onderworpen is aan het algemene tarief voor de omzetbelasting, omdat deze truffels voornamelijk worden geconsumeerd voor hun psychoactieve effecten en niet als voedingsmiddel in de zin van de Wet OB kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwierp ook het beroep van belanghebbende op het rechtszekerheidsbeginsel, omdat de Hoge Raad zich niet eerder had uitgesproken over de kwalificatie van magische truffels. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende het juiste bedrag aan omzetbelasting had voldaan en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3713

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats], belanghebbende,

(gemachtigden: mr. R. Vos en mr. A.H.G.M. Blomen),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 juni 2022.
1.1.
Belanghebbende heeft op 23 december 2020 € 12.688 omzetbelasting op aangifte over het tijdvak november 2020 voldaan. Tegen deze voldoening van omzetbelasting op aangifte heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens belanghebbende, vergezeld van de gemachtigden en prof. dr. [naam 2], en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1], mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende het juiste bedrag aan omzetbelasting op aangifte heeft voldaan. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van belanghebbende, de beroepsgronden.
2.1.
Tussen partijen is in geschil of de levering van magische truffels is onderworpen aan het verlaagde tarief voor de omzetbelasting [1] . Subsidiair is in geschil of het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de levering van magische truffels onderworpen aan het algemene tarief voor de omzetbelasting [2] .Dat betekent dat belanghebbende het juiste bedrag aan omzetbelasting op aangifte heeft voldaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende verkoopt onder meer ‘magische truffels’. Magische truffels zijn schimmels die tussen de zwamdraden van bepaalde paddenstoelen onder de grond groeien (de officiële naam is sclerotia). De magische truffels worden gekweekt en meestal rauw gegeten.
4.1.
Magische truffels bevatten dezelfde psychoactieve stoffen (psilocine en psilocybine) als paddo’s. Magische truffels vallen, in tegenstelling tot paddo’s, niet onder de Opiumwet en kunnen daarom vrij worden gekweekt en verhandeld.
4.2.
Belanghebbende heeft over de tijdvakken vanaf oktober 2019 ter zake van de verkoop van magische truffels omzetbelasting op aangifte voldaan naar het algemene tarief. Belanghebbende heeft over de tijdvakken vanaf oktober 2019 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. Daarbij heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat de levering van magische truffels is belast naar het verlaagde tarief.
4.3.
Partijen hebben procesafspraken gemaakt over het verloop van de bezwaarprocedures. Partijen hebben ervoor gekozen om het bezwaar tegen de voldoening op aangifte over het tijdvak november 2020 uit te procederen. De overige bezwaren zijn aangehouden in afwachting van deze procedure.

Motivering

5. De beslissing in dit geschil hangt af van de uitleg van het begrip ‘voedingsmiddelen’ in Tabel I, id 1, onderdeel a, behorende bij de Wet OB.
5.1.
In artikel 9, tweede lid, onderdeel a juncto post a-1 van de Wet OB is uitvoering gegeven aan artikel 98, derde lid van de Btw-richtlijn en aan onderdeel 1 van bijlage III behorende bij die richtlijn. Tabel I onderscheidt hierbij onder a, voor zover hier van belang:
“1. voedingsmiddelen, te weten:
a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;
b. producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;
c. producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; met dien verstande dat tot de
voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;”
5.2.
Bijlage III bij de Btw-richtlijn bevat een lijst van de leveringen van goederen en de diensten waarop verlaagde btw-tarieven mogen worden toegepast. In onderdeel 1 vermeldt deze bijlage: levensmiddelen (met inbegrip van dranken, maar met uitsluiting van alcoholhoudende dranken) voor menselijke en dierlijke consumptie; levende dieren, zaaigoed, planten en ingrediënten die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen, alsmede producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen.
5.3.
In het arrest X [3] heeft het Hof van Justitie ter zake van de uitleg van het begrip levensmiddelen voor menselijke consumptie voor recht verklaard:
“De begrippen “levensmiddelen voor menselijke consumptie” (…) in punt 1 van bijlage III (…) moeten aldus worden uitgelegd dat zij betrekking hebben op alle producten met voedingsstoffen die dienen voor de opbouw, de energievoorziening en de regulering van het menselijk organisme en noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme, die worden geconsumeerd om die stoffen toe te dienen.”
5.4.
Verder heeft het Hof van Justitie in het arrest X onder meer het volgende overwogen:
“35. Tegen deze achtergrond valt elk product dat bestemd is voor menselijke consumptie en dat het menselijk organisme voorziet van voedingstoffen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme onder de categorie in punt 1 van bijlage III bij de btw-richtlijn, ook als met de consumptie van dat product tevens andere effecten worden beoogd.36. Een product dat geen of een volstrekt te verwaarlozen hoeveelheid voedingsstoffen bevat en waarvan de consumptie uitsluitend andere effecten beoogt dan die welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme, kan daarentegen niet onder die categorie vallen.”
5.5.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 18 december 2020 [4] ter zake van dit arrest X onder meer het volgende overwogen:
“2.2 De door het Hof van Justitie gegeven antwoorden brengen mee dat het bij “eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie” in de zin van post a.1, letter a, van Tabel I gaat om producten die worden geconsumeerd vanwege hun voedingsstoffen voor de opbouw, de energievoorziening en de regulering van het menselijk organisme. Die voedingsstoffen moeten bovendien noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme. (…) Dit betekent dat voor toepassing van post a.1, letter a, van Tabel I niet voldoende is dat een product is bestemd om oraal te worden ingenomen en bestanddelen bevat die eigen zijn aan voor menselijk gebruik bestemde voedingsmiddelen. Het product moet niet alleen als zodanig geschikt zijn om te worden geconsumeerd, het moet voedingsstoffen bevatten die dienen voor de opbouw, de energievoorziening en de regulering van het menselijk organisme en noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme, en worden geconsumeerd vanwege die stoffen. (…)”
5.6.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2020 volgt dat bij de beantwoording van de vraag of bepaalde eetwaren onder het verlaagde tarief vallen, niet alleen van belang is of die eetwaren de mens kunnen voorzien van noodzakelijke voedingsstoffen maar ook met welk doel die eetwaren in worden ingenomen. Als de eetwaren worden geconsumeerd voor een ander doel dan het innemen van noodzakelijke voedingsstoffen is geen sprake van levensmiddelen als bedoeld in Bijlage III van de Btw-richtlijn en kan het verlaagde tarief niet worden toegepast op de levering van die eetwaren.
5.7.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de uitleg die de Hoge Raad in het arrest van 18 december 2020 heeft gegeven aan het arrest X van het Hof van Justitie en ziet ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen, zoals belanghebbende heeft verzocht.
5.8.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat voor de beoordeling van de vraag of voor de verkoop van magische truffels het verlaagde tarief van toepassing is, niet doorslaggevend is dat die truffels, zoals belanghebbende gemotiveerd heeft betoogd, noodzakelijke voedingsstoffen bevatten en in enkele landen mede worden geconsumeerd vanwege de lekkere smaak ervan. De rechtbank leidt uit al hetgeen partijen over en weer over het gebruik van de door belanghebbende geleverde magische truffels hebben gesteld en uit de schermprints van de website van belanghebbende af dat die truffels in het algemeen worden geconsumeerd voor de werking van de psychoactieve stoffen die zij bevatten en hun hallucinerende werking, en dus met een ander doel dan het innemen van de voedingsstoffen of de smaak. Het verlaagde tarief kan daarom niet worden toegepast op deze leveringen van magische truffels door belanghebbende.
5.9.
De rechtbank acht de uitsluiting van magische truffels van het verlaagde tarief ook in lijn met de doelstelling die de Uniewetgever met bijlage III van de Btw-richtlijn heeft willen nastreven. De Uniewetgever heeft immers alleen essentiële goederen willen onderwerpen aan het verlaagde btw-tarief om deze toegankelijker te maken voor de eindverbruiker. Gelet op het feit dat magische truffels vooral worden geconsumeerd voor hun hallucinerende werking, is geen sprake van essentiële goederen.
Rechtszekerheidsbeginsel
6. Belanghebbende stelt dat sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Zij voert aan dat de Hoge Raad in de arresten van 19 december 2014 [5] en van 15 juni 2015 [6] heeft overwogen dat soortgelijke producten als magische truffels eetbaar zijn en daarom moeten worden aangemerkt als voedingsmiddelen waarvan de levering is belast naar het verlaagde tarief. De Hoge Raad heeft pas voor het eerst op 18 december 2020 een nieuwe interpretatie gegeven van het begrip voedingsmiddelen die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie. Daarbij is pas in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 maart 2022 [7] vastgelegd dat magische truffels niet onder Tabel I post a.1 Wet OB vallen. In de periode tussen de arresten van de Hoge Raad uit 2014 en 2015 en het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2020 heeft zich volgens belanghebbende geen omstandigheid voorgedaan waaruit kan worden opgemaakt dat de levering van magische truffels is belast tegen het reguliere tarief. Ook tijdens de drie belastingcontroles die in de loop van de tijd bij haar hebben plaatsgevonden, is niet aan haar gemeld dat het reguliere tarief op de levering van toepassing is. Het standpunt dat de belastingdienst in 2019 heeft ingenomen en op 13 september 2019 op haar website heeft gezet was op dat moment volgens belanghebbende in strijd met de hoogste jurisprudentie.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep van belanghebbende op het rechtszekerheidsbeginsel.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat de beide door belanghebbende aangehaalde arresten van de Hoge Raad gaan over paddo’s en niet over magische truffels, die in zoverre een andere product zijn dat zij schimmeldraden zijn die onder de grond groeien, in tegenstelling tot paddo’s die paddenstoelen zijn die boven de grond groeien. Omdat de Hoge Raad zich niet heeft uitgesproken over de kwalificatie van magische truffels, heeft belanghebbende aan deze arresten niet in algemene zin de zekerheid kunnen ontlenen dat magische truffels (ook) als voedingsmiddelen als bedoeld in post a.1 van Tabel I worden aangemerkt.
6.3.
Bovendien geldt dat de Hoge Raad op 19 april 2019 [8] aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen heeft gesteld over de uitleg van het begrip ‘levensmiddelen voor menselijke consumptie’ in Bijlage III waarop de Tabelpost is terug te voeren. Ten tijde van de leveringen door belanghebbende in november 2019 en het doen van de aangifte voor de omzetbelasting over dat tijdvak was voor belanghebbende dus kenbaar dat over de uitleg van de Tabelpost in de rechtspraak onduidelijkheid bestond.
6.4.
Uit het onder 6 genoemde besluit noch uit het nieuwsbericht op de website van de belastingdienst valt af te leiden dat de staatssecretaris en de inspecteur voorheen een ander standpunt waren toegedaan ten aanzien van de kwalificatie van magische truffels dan het standpunt dat de inspecteur nu inneemt. Uit het besluit en uit het nieuwsbericht kan namelijk niet worden afgeleid dat magische truffels vóór dit besluit en dit nieuwsbericht wel onder post a.1 van Tabel I vielen. Belanghebbendes stelling dat sprake is van een inhoudelijke wijziging van het besluit en van het standpunt van de belastingdienst bestaande uit de expliciete uitsluiting van (onder meer) magische truffels van post a.1 van Tabel I kan dan ook niet worden gevolgd.
6.5.
Tot slot heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat bij belastingcontroles over het bij de levering van magische truffels toepasselijke tarief een uitspraak is gedaan, of dat zij mocht aannemen dat de tarieftoepassing niet aan de aandacht van de met de controle belaste ambtenaren kon zijn ontsnapt en dat die ambtenaren de juistheid daarvan hadden beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende het juiste bedrag aan omzetbelasting op aangifte heeft voldaan. Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug en krijgt zij ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 2 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Ingevolge artikel 9, tweede lid, onder a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).
2.Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wet OB.
3.Hof van Justitie EU 1 oktober 2020, C-331/19, ECLI:C:EU:2020:786.
4.Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2082.
5.Hoge Raad 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3613.
6.Hoge Raad 15 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1671.
7.Het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 maart 2022, nr. 2022-6334, Stcrt. 2022 (Omzetbelasting, Toelichting Tabel I).
8.Hoge Raad 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:643.