In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 februari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd voor de periode van 16 augustus 2017 tot en met 25 juni 2020, ter hoogte van € 5.272, en een verzuimboete van hetzelfde bedrag. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de auto hem in die periode niet ter beschikking heeft gestaan. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar vermindert de verzuimboete met 5% vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. Daarnaast kent de rechtbank een immateriële schadevergoeding toe van € 500 aan belanghebbende wegens deze overschrijding. De rechtbank oordeelt dat de boete passend is, maar dat de inspecteur de kosten van het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.