In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023, beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiser heeft beroep ingesteld omdat het college niet tijdig heeft beslist op zijn aanvragen van 29 april 2023 en 5 tot en met 12 mei 2023, evenals op aanvragen van 24 juni 2023 en 1 juli 2023. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het college niet binnen de wettelijk vereiste termijn van vier weken heeft beslist op de aanvragen van eiser. Eiser heeft het college in gebreke gesteld, maar het college heeft geen tijdig besluit genomen. De rechtbank heeft eerder in andere zaken geoordeeld dat het college niet tijdig heeft beslist op eerdere verzoeken van eiser en heeft het college opgedragen om binnen 20 weken op deze verzoeken te besluiten. Deze termijn is inmiddels verstreken.
De rechtbank bepaalt dat het college alsnog binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet beslissen op de nieuwe verzoeken van eiser. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het college de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht van in totaal € 368,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat het college de onder 5.1 genoemde termijn moet respecteren.