ECLI:NL:RBZWB:2023:1458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5686 + 22_5902 + 23_423 + 23_679 + 23_812 + 23_1068
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2023, zijn de beroepen van eisers gegrond verklaard. Eisers, een eiser en een eiseres, hadden beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, omdat het college volgens hen niet tijdig had beslist op hun aanvragen op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijnen had beslist op de 911 Woo-verzoeken die door eisers waren ingediend. De rechtbank heeft de beroepen versneld behandeld op 2 maart 2023, waarbij eisers aanwezig waren en het college werd vertegenwoordigd door mr. H.H.M. Kirazli.

De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan verplicht is om binnen vier weken op een aanvraag te beslissen. Indien dit niet gebeurt, kan de betrokkene in beroep gaan, mits hij het bestuursorgaan eerst schriftelijk in gebreke heeft gesteld. Eisers hebben dit gedaan, maar het college heeft tot op heden geen besluiten genomen. De rechtbank heeft daarom bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog moet beslissen op de Woo-verzoeken. Tevens is er een dwangsom van € 10.000 opgelegd voor elke keer dat het college de beslistermijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000.

De rechtbank heeft ook bepaald dat het college de door eisers betaalde griffierechten moet vergoeden en dat het college verantwoordelijk is voor de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers om tijdig informatie te ontvangen op basis van de Wet open overheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
Zaaknummers: BRE 22/5686, 22/5902, 23/423, 23/679, 23/812 en 23/1068 WOO

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaken tussen

[naam eiser] , eiser

[naam eiseres], eiseres,
tezamen: eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingesteld omdat het college volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvragen als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
De rechtbank heeft de beroepen op 2 maart 2023 versneld op zitting behandeld met toepassing van artikel 8:55b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers waren daarbij aanwezig. Het college werd vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] en mr. H.H.M. Kirazli.

Overwegingen

Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiser heeft 843 Woo-verzoeken ingediend op 26 en 28 september 2022, 4, 7, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30 en 31 oktober 2022, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16 en 17 november 2022.
Eiseres heeft 11 Woo-verzoeken ingediend op 14 december 2022.
Het college had binnen vier weken moeten beslissen op deze verzoeken. Dat staat in artikel 4.4 van de Woo. Het college heeft de termijnen met toepassing van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo verdaagd met twee weken, met uitzondering van de beslistermijnen van de Woo-verzoeken van 14, 15, 16 en 17 november 2022 en 14 december 2022.
Vaststaat dat alle termijnen, waarbinnen het college had moeten beslissen, voorbij zijn.
Eisers hebben het college na het verstrijken van iedere termijn in gebreke gesteld en sindsdien zijn ook steeds twee weken voorbij gegaan.
Vervolgens heeft eiser op 7 en 20 december 2022 en 13, 24 en 30 januari 2023 en eiseres op 3 februari 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op de Woo-verzoeken.
Het college heeft tot op heden nog geen beslissing genomen op de Woo-verzoeken. De beroepen zijn dus gegrond.
Omdat het college nog geen besluiten heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Het college heeft met een beroep op artikel 8.4, eerste lid, van de Woo gevraagd om een langere termijn.
De rechtbank stelt voorop dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat het is toegestaan om in deelbesluiten op een Woo-verzoek te beslissen en dat een gefaseerde aanpak niet in strijd is met de Woo.
Een termijn moet recht doen aan de reële mogelijkheden om op de verzoeken te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
De rechtbank heeft de volgende omstandigheden in haar oordeel betrokken:
  • Het gaat hier om een grote hoeveelheid Woo-verzoeken. De 6 beroepen die nu bij de rechtbank aanhangig zijn, hebben betrekking op 854 verzoeken en ter zitting is duidelijk geworden dat eiser in december 2022 nog 43 verzoeken heeft ingediend en eiseres in februari 2023 nog eens 14 verzoeken. In totaal hebben eisers dus 911 Woo-verzoeken ingediend bij het college. Partijen hebben er ter zitting mee ingestemd dat de rechtbank alle 911 verzoeken in de uitspraak meeneemt.
  • Het college heeft eisers een last onder dwangsom opgelegd om de permanente bewoning van hun recreatiewoning op [naam recreatiepark] staken. Eisers hopen met de Woo-verzoeken bewijs te verzamelen dat het handhavend optreden van het college willekeurig is. Zij vragen daarom per recreatiewoning kopieën van de stukken die hierop betrekking hebben over het tijdvak 2006 tot en met 2022.
  • Ter zitting heeft het college uitgelegd dat de afdeling Handhaving per kalenderjaar een overzichtsdocument bijhoudt in Word of Excel, waarin per recreatiewoning wordt vastgelegd welke actie is ondernomen. Als een recreatiewoning niet wordt genoemd in dat overzichtsdocument, dan zijn er ook geen brieven, controlerapporten of andere stukken ontvangen, verstuurd of opgemaakt in dat kalenderjaar over die recreatiewoning.
  • Ter zitting is met het college besproken dat een goede benadering van de verzoeken van eisers zou kunnen zijn om een lijst te maken met alle woningen, die door eisers worden genoemd in hun Woo-verzoeken. Die lijst kan vervolgens naast de overzichtslijsten van de afdeling Handhaving van de kalenderjaren 2006 tot en met 2022 worden gelegd. De verwachting is dat een (groot) aantal van de door eisers genoemde woningen niet op de overzichtslijsten voorkomt. Dan zijn er ook geen stukken waarvan openbaarmaking overwogen moet worden en kunnen de betreffende Woo-verzoeken betrekkelijk eenvoudig worden afgedaan.
  • Eisers hebben hun eerste Woo-verzoeken op 26 september 2022 ingediend. Het college heeft dus al ruim 5 maanden de tijd gehad om de besluiten op de (eerste) verzoeken voor te bereiden.
Dit alles overwegende heeft de rechtbank besloten dat het college na de dag van verzending van deze uitspraak:
binnen 4 weken een beslissing moet nemen over minimaal 200 verzoeken (recreatiewoningen),
binnen 8 weken over minimaal 400 verzoeken,
binnen 12 weken over minimaal 600 verzoeken,
binnen 16 weken over minimaal 800 verzoeken en
binnen 20 weken over alle 911 verzoeken. [1]
De rechtbank zal bepalen dat het college een dwangsom van € 10.000 ineens moet betalen, per keer dat het college de hiervoor genoemde beslistermijnen 1 tot en met 4 overschrijdt.
De rechtbank zal verder bepalen dat het college na afloop van de 20 weken termijn (5) een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn dan nog wordt overschreden door het college, totdat op elk van de 911 verzoeken is beslist. Daarbij geldt een maximum van € 15.000.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers de door hen betaalde griffierechten vergoeden.
De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Eiser heeft gevraagd om proceskosten tot een bedrag van € 417,45 aan verletkosten.
De rechtbank zal het opgegeven uurloon van € 139,15 beperken tot het maximum uurloon van € 98 van artikel 2 van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht. De reistijd voor eiser van huis naar de rechtbank is volgens Google Maps 30 minuten. Rekening houdend met een zittingstijd (inclusief wachttijd) van ruim een uur, komt eiser uit op maximaal 3 verleturen. De rechtbank zal daarom 3 verleturen voor vergoeding in aanmerking brengen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met besluiten gelijk te stellen, niet tijdig nemen van besluiten;
  • draagt het college op binnen 4 weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluit(en) over minimaal 200 verzoeken bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 10.000 ineens moet betalen als de termijn en/of het aantal verzoeken niet worden gehaald;
  • draagt het college op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluit(en) over minimaal 400 verzoeken bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 10.000 ineens moet betalen als deze termijn en/of het aantal verzoeken niet worden gehaald;
  • draagt het college op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluit(en) over minimaal 600 verzoeken bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 10.000 ineens moet betalen als deze termijn en/of het aantal verzoeken niet worden gehaald;
  • draagt het college op binnen 16 weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluit(en) over minimaal 800 verzoeken bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 10.000 ineens moet betalen als deze termijn en/of het aantal verzoeken niet worden gehaald;
  • draagt het college op binnen 20 weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluit(en) over alle 911 verzoeken bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij deze termijn overschrijdt en/of het aantal verzoeken niet haalt, tot aan de dag waarop op alle 911 verzoeken een beslissing is genomen, met een maximum van
€ 15.000;
  • draagt het college op de betaalde griffierechten van € 920 aan eiser te vergoeden en het betaalde griffierecht van € 184 aan eiseres te vergoeden,
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 294.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, op 7 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet openheid overheid
Artikel 4.1.
Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
(…)
De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
(…)
Artikel 4.2a.
Indien een voldoende gespecificeerd verzoek zodanig omvangrijk is dat niet binnen de termijn van artikel 4.4, eerste lid, kan worden beslist, treedt het bestuursorgaan voor het einde van die termijn in overleg met de verzoeker over
de prioritering van de afhandeling van het verzoek. Het bestuursorgaan verstrekt de gevraagde documenten zo veel mogelijk in de door de verzoeker gewenste volgorde.
Artikel 4.4.
Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
vier wekengerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste
twee weken verdagen, indien de omvang of de gecompliceerdheid van de informatie een verlenging rechtvaardigt.
(…)
Artikel 8.4.
1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt,
bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft,in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb,
de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:12
Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden.
Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:
het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Artikel 8:55d
1. Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de
uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
2. De bestuursrechter verbindt aan zijn uitspraak een nadere
dwangsomvoor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
(…)
3. In bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
Artikel 8:55b
Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, doet de bestuursrechter binnen acht weken (…) uitspraak met toepassing van artikel 8:54, tenzij de bestuursrechter een onderzoek ter zitting nodig acht.
(…)
Indien de bestuursrechter een onderzoek ter zitting nodig acht, behandelt hij het beroep zo mogelijk met toepassing van artikel 8:52. In dat geval doet de bestuursrechter
zo mogelijk binnen dertien weken uitspraak.
Artikel 8:52
De bestuursrechter kan, indien de zaak spoedeisend is, bepalen dat deze versneld wordt behandeld.
(…)
Indien de bestuursrechter bepaalt dat de zaak versneld wordt behandeld, bepaalt hij tevens zo spoedig mogelijk het tijdstip waarop de
zittingzal plaatsvinden en doet hij daarvan onverwijld mededeling aan partijen. Artikel 8:56 is niet van toepassing.
Besluit proceskosten bestuursrecht
Artikel 1
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
(…)
e. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
(…)
Artikel 2
1. Het bedrag van de kosten wordt bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
(…)
e. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel e: overeenkomstig een tarief dat, afhankelijk van de omstandigheden, tussen € 8 en € 98 per uur bedraagt;
(…)

Voetnoten

1.Dit betekent dat, als het college in een periode van 4 weken over meer dan 200 verzoeken een beslissing heeft genomen, zij in een daarop volgende periode van 4 weken minder verzoeken hoeft af te handelen. Het college kan zo tijd reserveren voor de meer bewerkelijke Woo-verzoeken.