Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, een inwoner van een onbekende plaats, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau heeft aangeklaagd. Eiser stelde dat het college niet tijdig had beslist op zijn aanvragen die hij op verschillende data in april en mei 2023 had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de beroepen kennelijk gegrond waren en deed uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank merkte op dat eiser eerder al beroepen had ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op eerdere verzoeken, en dat het college in die gevallen was opgedragen om binnen 20 weken te beslissen. Deze termijn was inmiddels verstreken en het college had de aanvragen buiten behandeling gesteld wegens misbruik van procesrecht.
De rechtbank oordeelde dat het college binnen vier weken moest beslissen op de nieuwe aanvragen, zoals voorgeschreven in artikel 4.4 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank stelde dat het college een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het college het griffierecht van € 368,- aan eiser vergoeden, aangezien de beroepen gegrond waren. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.