In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau. Eiser heeft beroep ingesteld omdat het college volgens hem niet tijdig heeft beslist op zijn aanvragen van 26 oktober, 27 oktober en 1 november 2023, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het college niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op de aanvragen van eiser, en dat de termijn inmiddels is verstreken.
De rechtbank heeft eerder in andere zaken geoordeeld dat het college niet tijdig heeft beslist op eerdere verzoeken van eiser en zijn echtgenote. Eiser heeft het college in gebreke gesteld, maar het college heeft niet gereageerd op de verzoeken. De rechtbank legt het college een beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak, en bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.